Het parcours van de Montferland Run |
Montferlandrun 2019
Afgelopen zondag was het perfect hardloopweer tijdens de Montferlandrun. Veel hardlopers liepen een pr. Zo werden beide parcoursrecords scherper gesteld. Op een wat lager niveau had ook ik de hardloopdag van mijn leven. Hierbij mijn wedstrijdverslag. Ik heb net twee kilometer warmgelopen richting Stokkum. Alles voelt goed. Ik heb nog even kunnen plassen in de struiken en de omstandigheden zijn ideaal: het is windstil, fris en droog. Ik heb de laatste dagen goed geslapen en gerust; ik voel me fit.
Vorig jaar liep ik hier 58:11
in de regen. Sindsdien heb ik meer dan ooit getraind en mijn pr op
verschillende afstanden scherper gezet. Op basis van mijn nieuwe pr op de 10
van 36:58 hoop ik vandaag de 15 onder de 57 minuten te zetten. Dat is plan A.
Plan B is onder de 58 minuten. Voor plan A moet ik 3 keer 19 minuten lopen op
de 5 kilometer, oftewel 3:48 minuten per kilometer. Hierbij moet ik wel wat
extra marge rekenen, omdat het parcours volgens mijn horloge altijd wat langer
is (180 meter) dan in het werkelijkheid.
Ik verwacht bij de snelste 100
lopers te eindigen, dus ga ongeveer op die positie in het startvak staan. Ik
heb een oude gebreide trui aan om warm te blijven. Nog 5 minuten. Opeens een
camera voor mijn neus: “houd je die trui aan?” Ik vertel de meneer van Omroep
Gelderland dat ik die trui zo aan het hek zal knopen om hem na de finish weer
op te halen. De rest van het gesprekje gaat zoals duizenden andere
sfeer-gesprekjes voor de start van zo’n evenement. Het voelt als ik de rol van
geïnterviewde speel en geef de antwoorden die van me verwacht worden.
De interviewer schakelt naar
een eerder opgenomen item en bedankt me voor het gesprekje. Ik probeer weer
terug in de flow te komen, maar volgens mij moet ik plassen. Shit. Nog 1 minuut
tot de start. Kan ik nog snel ergens plassen? Ik zie geen mogelijkheid; het is
ook vast ingebeeld, ik ben net al geweest! Dan het startschot: PANG.
We stuiven weg, meteen vals
plat omhoog. Ik haal wat mensen in, maar hoef hiervoor geen rare capriolen uit
te halen. Na een paar honderd meter heb ik wel ongeveer een goede positie te
pakken en gaat het parcours iets naar beneden richting Stokkum. Het tempo voelt
goed, het kost me weinig moeite. Daar is het bordje van eerste kilometer al,
even spieken op mijn horloge: 3:34 minuten. Dat is ruim te snel, maar dat zal
ook wel komen door de snelle eerste paar honderd meter. Ik denk dat het tempo
van de laatste 500 meter wel iets trager is.
Ik moet nog steeds plassen.
Misschien komt het door de kou. Ik sta niet op springen, maar voel de druk toch
duidelijk. Vervelend zeg. Ik besluit er niet meer aan te denken. Ik spreek met
mezelf af: als ik na 5 km nog steeds moet, dan ga ik daar wel, in het bos. We draaien een Stokkumse woonwijk
in. De drukte valt mee, ik kan gewoon binnenbochten lopen. Kilometer 2 gaat in
3:37 minuten. Nog steeds te snel, maar het voelt prima. We lopen weer vals plat
omhoog terug richting ’s Heerenberg, waar veel toeschouwers staan. Het
dweilorkestje zorgt ervoor dat ik het zoemertje van mijn horloge ter
aankondiging van de derde kilometertijd mis.
Ik heb nu aansluiting met een
leuk groepje. Een klein vrouwtje met grijze haren en een oma-brilletje* loopt
voor me. Ongelofelijk, wat doet zij hier zo vooraan in het veld? Een jonge
vrouw met paardenstaart loopt net achter me en net voor haar loopt een
atletische jongen met een wel heel soepele tred. Ik schat in dat hij haar
haast.
Kilometer 4 gaat weer in 3:37
minuten. Het voelt prima, maar het is nog ver. Dadelijk, na 5 kilometer volgt
de eerste echte heuvel. Ik geloof dat het de Peeskesbult is, maar ik haal al
die namen altijd door elkaar. Dan zullen we zien of ik de dag van mijn leven
heb, of dat ik mezelf aan het opblazen ben.
Ik kom op kop te lopen. Er is
nauwelijks wind, dus het maakt me niet uit. Ik voel me ook sterk en probeer het
tempo hoog te houden. Ik zie een snellere deelnemer voor me uitstappen. Hij zit
te klooien met zijn schoenen. Ik voel de neiging hem aan te moedigen, om hem
aan te sporen te blijven lopen. Maar ik houd me in; ik ben bang uit mijn flow
te raken als ik me met anderen ga bemoeien.
Daar is het 5-kilometerpunt!
Even kijken: 18:37 minuten. Maar dat is bruto vanaf het startschot. Ik check
met mijn horloge en zie staan: 18:30. Lekker, dat betekent een halve minuut
speling op mijn sub-57 minutenschema (plan A). Ik hoef op de eerste heuvel dus
niks te forceren.
Ik loop ontspannen de Peeskesbult
op. Ik probeer het ritme hoog te houden, maar houd me in. De jongen met de
soepele tred en de jonge vrouw met de paardenstaart lopen iets van me weg.
Anderen volgen hun tempo. Ik zet toch iets aan, om niet het risico te lopen te
ver in te zakken. Ik mis weer het zoemertje van mijn horloge en heb dus geen
idee van mijn tempo. De soepel lopende jongen neemt wat meer afstand; het
meisje met de paardenstaart loopt weer naast me. Blijkbaar heeft ze toch geen
haas.
Nog een paar honderd meter en
dan is de top bereikt. Nou, dat viel best mee. Meteen volle bak naar beneden. We
denderen met 20 kilometer per uur omlaag. Dit gaat eigenlijk te hard voor mijn
lichaam. Ik voel de klappen op mijn spieren en gewrichten. Ik train altijd
vlak, dit ben ik niet gewend. Tegelijkertijd geniet ik van de snelheid: dit is
Abdi Nageeye’s marathontempo. Achteraf geeft Strava aan dat ik hier 1:11
minuten deed over 400 meter, oftewel een tempo van 2:57 minuten per km. Nooit
eerder liep ik zo hard!
Hier staat geen publiek, maar
in de verte hoor ik het dweilorkest richting Beek. Ik probeer zo snel mogelijk
te gaan en laat het meisje met de paardenstaart achter me. Ik hoor het
zoemertje; weer een kilometer voorbij: 3:29 minuten. Erg snel, maar wat zegt
dit? Het begin van de kilometer was nog heuvelop, de laatste 700 meter was het
steil naar beneden. We passeren in een haakse bocht het dweilorkest net na 7
kilometer. Veel publiek hier!
Dan komen we op een vlakke
zandweg. Dat drukt het tempo. Maar ik weet dat het maar kort duurt en dat
hierna een gemene klim komt. Ik probeer even op adem te komen en wil het tempo
niet forceren, daar is het de ondergrond niet naar. De jongen voor me heeft een
koppel gemaakt met een iets oudere man. Ze lopen van me weg. Achter me sluiten
het meisje met de paardenstaart en nog enkele anderen weer bij me aan. Dan verlaten
we de zandweg en gaan de bocht om. Kilometer 8 zit erop: 3:36 minuten. Niet
slecht, maar hier zat ook nog een stukje afdaling bij van de Peeskesweg.
En nu begint het écht. Een
brede tachtigkilometerweg loopt eerst vals plat omhoog, maar wordt dan steeds
steiler. Weinig publiek hier. De vermoeidheid begint te komen. Ik hoor de lopers
achter me afzien. Maar ook hier wil ik nog niet forceren. Ik weet dat er nog
drie gemene heuveltjes komen na 12 kilometer en dáár ging ik voorgaande jaren
telkens stuk. Toch lukt het me vrij gemakkelijk om hier op kop te blijven. Ik
mis weer het zoemertje met de kilometertijd.
Nog een klein stukje en dan
zijn we boven. Dat was snel! Ik dacht dat deze heuvel pas na 10km zou eindigen.
Blijkbaar heb ik me dit niet goed herinnerd van voorgaande jaren. Ik word licht
euforisch. Ik voel me sterk en kan bijna niet wachten om de snelheid weer flink
op te schroeven in de afdaling. Het meisje loopt nog naast me, maar heeft het
zwaar. Ik onderdruk de neiging om haar op sleeptouw te nemen. Ik versnel en
laat haar voorgoed achter me.
Ik geniet weer van de snelheid
heuvelaf. Een man uit het groepje probeert mijn spoor te volgen. “Wat gaan we
hard!” roep ik. Geen reactie. Natuurlijk niet, ieder voor zich. We naderen het
10-kilometerpunt. Ik ben benieuwd of mijn goede gevoel zich vertaalt naar een
mooie tussentijd. Volgens plan A zou ik hier niet al te ver boven de 38 minuten
moeten zitten. Ik kijk op de klok: 37:30. En dan mogen er nog een paar seconden
vanaf omdat ik niet op de eerste rij stond bij de start. Wauw, dit wordt een
mooie dag.
Ook kilometer 11 gaat geleidelijk
naar beneden. In voorgaande jaren had ik hier de neiging uit te rusten. Zonder
al te veel moeite kun je hier het tempo hoog houden. Maar het tempo hoog houden
is niet genoeg. Om de schade van de eerdere heuvels goed te maken moet je hier,
heuvelaf, versnellen. Gelukkig heb ik de energie en de wil om door te
versnellen. De soepel lopende jongen komt samen met de andere man weer terug in
beeld. Beetje bij beetje kruip ik dichterbij. We naderen het 12 kilometerpunt
na een klein klimmetje. Dan volgt een kleine afdaling richting de rotonde van
Zeddam. Hier is het parcours op zijn smalst en het publiek het luidruchtigst.
Het is gaaf om zo hard aangemoedigd te worden, maar het is een lastig stukje om
op volle snelheid te nemen.
Dit was tijdens voorgaande edities
het punt waarop ik achteraf het gevoel had dat ik het had laten liggen. Er
volgt namelijk een klein klimmetje, maar op dit punt in de wedstrijd had ik
voorgaande jaren geen reserve meer. Maar dit jaar is het anders. De hele
wedstrijd heb ik naar dit punt toegelopen, heb er zelfs iets voor ingehouden
tijdens voorgaande klimmetjes. Als dit klimmetje voorbij is, is de rest een peulenschil.
Ik geef vol gas en haal op het klimmetje de soepel lopende jongen al in. De
andere man klampt nog aan.
Ik hoor geen zoemertjes meer,
ik kijk niet meer op mijn horloge. Ik zie alleen een jongen in een rood T-shirt
voor me lopen. Is het Thijs van Strava? Dat kan bijna niet, maar voor de
zekerheid moet ik toch maar gaan proberen hem in te halen. Het verschil is best
groot, misschien wel 100 meter. Tegen de man naast me zeg ik: “die gaan we
pakken, er naartoe!”. Ik weet niet of hij me begrijpt, maar hij versnelt op het
2e heuveltje van de Drieheuvelenweg. Yes, dat moeten we hebben. Ik
versnel mee en heuvelaf versnel ik door en laat de man achter me. De jongen in
het rode T-shirt komt beter in beeld. Het is Thijs niet, maar ik ga hem
voorbij.
Dan draai ik rechtsaf en geef
alles op het laatste klimmetje van de dag. De jongen die ik net gepasseerd ben
wordt door toeschouwers aangemoedigd om bij me aan te haken. Ik hoor hem nog
dichtbij, en geef alles om hem achter me te houden. Zijn gehijg sterft weg, het
lukt. Ik nader nog een andere hardloper die ik nog niet eerder in de wedstrijd
ben tegengekomen. Zou ik hem nog kunnen pakken? Vanaf hier is het alleen nog
heuvelaf.
Verderop zie het gele shirt
van, ik vermoed, Björn Demkes. Ik zag hem al tussen de allersnelsten inlopen
voor me in het startvak. Ik herken hem van de weblog 'Hardlopen in de
Grensstreek'. Echt een lokale topper die persoonlijk records heeft staan waar ik
alleen van kan dromen. Hij loopt onbereikbaar ver weg. Geeft niet, het is al
mooi om redelijk in de buurt te lopen.
De jongen direct voor me komt
nu echt dichterbij, maar de finish is ook niet ver meer. Als ik hem nog voorbij
wil, moet ik nu beginnen met sprinten. We naderen de laatste bocht naar rechts
en vanaf daar is het nog maar een paar honderd meter tot de finish. Voor de
bocht is eerst nog een drempel waar ik drie jaar geleden nog bijna over
struikelde. Ik neem de bocht voorzichtig en zet aan. Kom op! Alles geven! Even
een paar honderd meter in het rood, dat kan best! De jongen voor me versnelt
niet, zodat ik hem met gemak inhaal.
Ik weet hoe lullig het er
altijd uitziet op de finishvideo, maar toch steek ik in totale euforie mijn
handen in de lucht. Eenmaal over de finish zet ik even mijn handen op mijn
knieën en buig voorover. Even op adem komen voor ik de medaille krijg. De
jongen die ik net voorbij sprintte geeft me een schouderklopje. Achteraf blijkt
het Dave Rost te zijn, een triatleet met een pr van 31 minuten op de 10km. Dit
zal voor hem gewoon een duurloopje zijn geweest. Ik dribbel weg en voel me
eigenlijk helemaal niet kapot. Resultaat: 55 minuten en 27 seconden, bijna drie
minuten sneller dan vorig jaar.
De eerste vijf kilometer
gingen in 18:30; de tweede in 18:52 en de derde vijf in 18:07. Volgens Strava
liep ik vandaag een persoonlijk record op zowel de 400 meter, de kilometer als
de 5, 10 en 15 kilometer. Ik wordt 74ste van de 2142 deelnemers.
*Het blijkt achteraf Mireille
Baart te zijn, Nederlands kampioene op de marathon in 2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten