De meest voorkomende hardloopblessure |
Zachte ondergrond helpt tegen scheenbeenblessures
De klap waarmee de voet bij
elke stap op de grond neerkomt, wordt door het lichaam opgevangen door de
afrolbeweging van de voet en door vervorming van weefselstructuren zoals
botten, pezen en spieren. De mate van belasting wordt onder meer beïnvloed door
de ondergrond en het loopschoeisel. Een zacht, schokabsorberend loopoppervlak
dempt de botsing tussen de loper en de grond in aanzienlijke mate. Dit is een
van de redenen om het hardlopen op een zachte ondergrond te propageren.
Scheenbeenblessures voorkomen
met goede hardloopschoen
De schoen is eveneens van
groot belang. De tussenzool dient vooral bij het lopen op een harde ondergrond
en bij een fors lichaamsgewicht zeer goede schokabsorberende eigenschappen te
hebben. Hiermee wordt de belasting van de benen verminderd tot aanvaardbare
properties. Oude loopschoenen geven minder schokdemping, zodat de kans op
overbelastingsverschijnselen van de onderbenen en dus ook de kans op
shin-splintsklachten toeneemt.
Een tweede factor die het
belang van een goede loopschoen aangeeft, vormt de stevigheid van de hak en de
andere maatregelen in de hak- en zoolconstructie om standafwijkingen van de
voeten tijdens de afwikkelfase te voorkomen. De schoen moet de voet leiden en
beschermen en daardoor de belasting van het scheenbeen door standafwijkingen verminderen.
De binnenzijde van het
scheenbeen
De blessure aan de binnenzijde
van het scheenbeen komt bij lopers het meest frequent voor. De pijn strekt zich
uit over de rand van het bot en gaat vaak gepaard met enige zwelling van het
weefsel ter plaatse. Er is sprake van een ontstekingsreactie van de aanhechting
van de achterste scheenbeenspier (m. tibialis posterior) of de aanhechting van
een deel van de scholspier (m. soleus). De klachten treden vooral op indien de
voet tijdens het lopen meer dan normaal naar binnen knikt (overpronatie). Bij
elke stap wordt de achterste scheenbeenspier extra gerekt, waardoor deze spier
vooral bij de aanhechting aan de scheenbeenrand overbelast raakt. Bij een
overbelasting van een dergelijke spierpees-aanhechting treedt een
ontstekingsreactie op met zwelling, pijn, warmte, soms roodheid en een
verminderde functie. In de beginfase is de peesaanhechting na sportbelasting
pijnlijk met enige ochtendstijfheid (graad 1). Bij onvoldoende behandeling en
zonder aangepaste training verergert de pijn, die vervolgens aan het einde van
een training of wedstrijd de kop opsteekt. De stijfheid de volgende dag zet
zich dan voort tot het begin van de volgende loopactiviteit (graad 2).
Shin splints
De derde graad van ernst uit
zich in voortdurende pijn en stijfheid in het betrokken gebied met een verdere
toename van klachten door beweging. Een dergelijke fase leidt onherroepelijk
tot het staken van de training en het herstel verloopt traag. De behandeling
van deze klassieke shin-splints bestaat uit:
*trainingsbelasting sterk
verminderen
*harde oppervlakken en
kunststofbanen mijden
*aanpassing loopschoeisel om
een betere schokabsorptie te verkrijgen
*bij voetafwijkingen in de zin
van overpronatie: steunzolen of pronatie beperkende loopschoenen
*lokale ijsbehandelingen:
enkele malen per dag gedurende twintig minuten op de gezwollen, pijnlijke plek
*eventueel medicijnen die de
ontstekingsreactie remmen
*ontspannen massage van de
kuiten
*eventueel fysiotherapie
*spierversterkende oefeningen
van deze scheenbeenspieren
*zwemmen of fietsen om de
conditie niet te verliezen
Shin-splints komen vaker voor
bij 'voorvoetlopers': atleten die bij de landing meer op de voorvoet landen.
Een verandering van loopstijl kan bij deze lopers een oplossing bieden. De
scheenbeenklachten genezen meestal traag en hebben bij onvoldoende aanpassingen
van training, oppervlak en schoeisel vaak de neiging weer terug te komen. Bij
zeer hardnekkige klachten is eventueel een operatie nodig. Blessures aan
scheenbeenspieren komen aan de voorzijde van dit lichaamsdeel voor. Op deze
plaats loopt de voorste scheenbeenspier (m. tibialis anterior) die de enkel en
voet omhoog trekt. Om de voet geleidelijk op de ondergrond te laten neerkomen
en te laten afwikkelen, is bij elke stap veel activiteit van deze spier nodig.
Een overbelasting van deze spier is dan ook bij intensieve looptraining geen
onlogische aandoening. De pijn aan de voorzijde van het scheenbeen kan ook
ontstaan door overbelasting van de strekspieren van de grote teen en de
kleinere tenen. De scheenbeenspieren zitten opgesloten in een stevig peesblad.
Bij intensieve training neemt de doorbloeding van deze spieren toe, waardoor
bij een nauw peesomhulsel de spier in ruimtenood kan komen en daardoor
zuurstofgebrek krijgt.
Lage scheenbeenklachten
Lager op het scheenbeen, meer
in de richting van de enkel, kunnen ook hinderlijke klachten ontstaan. Soms
bestaan deze uit een ontstekingsreactie met roodheid, zwelling en pijn. Ter
hoogte van de wreef bevinden zich vele pezen, die bijvoorbeeld door een te
strakke schoen geïrriteerd kunnen raken. Te strak dichtgebonden veters en
heuvellopen veroorzaken extra druk op deze pezen van de scheenbeen- en voetspieren.
De peesontsteking kan zelfs gepaard gaan met kraken bij beweging en lokale
vochtophoping in de pees (een cyste). De behandeling dient te bestaan uit een
loopverbod tot de klachten in rust weer verdwenen zijn en als praktische
remedie een laag van schuimrubber met een uitsparing ter plaatse van de
zwelling. IJs en fysiotherapie kunnen erg nuttig zijn bij de bestrijding van de
lokale ontsteking. (bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten