Uit wetenschappelijke studies blijkt juist dat meer verticale verplaatsing te zien is bij betere lopers, die een kort grondcontact hebben met een lange zweeffase |
Tijdens het hardlopen deint je lichaam op en neer. Dat lijkt misschien energieverspilling, want het liefst gebruik je jouw energie om voorwaarts te gaan in plaats van de lucht in. Maar dit verticale gestuiter is zo gek nog niet.
Hardlopen draait om voorwaarts
verplaatsen. Maar de kracht waarmee je afzet tijdens het lopen, zorgt ook voor
een verticale verplaatsing van je lichaam. Op het eerste gezicht lijkt het
misschien alsof veel energie hierdoor onnodig verloren gaat, maar niets is
minder waar. Het verticale op en neer bewegen van je lichaam is nodig en je kan
er zelfs energie mee besparen.
Meten is weten
Lopen is een cyclische
beweging, waarbij een standfase telkens wordt afgewisseld met een zweeffase.
Het verschil in hoogte tussen het laagste punt van je standfase (te meten met
je grondcontacttijd) en het hoogste punt van de zweeffase levert de verticale
verplaatsing op. Dit kun je meten met bijvoorbeeld een Garmin sporthorloge,
waar je een hartslagmeterband met bewegingssensor aan koppelt.. De totale
verticale verplaatsing ligt doorgaans tussen de 6 en 13 centimeter. De hoogte
hiervan wordt beïnvloed door onder andere je loopsnelheid. Rond je
marathontempo, een tempo waarop je zuinig loopt, zal je de grootste verticale
verplaatsing meten. Ga je jouw snelheid verhogen richting je sprintsnelheid,
dan zal je pasfrequentie snel toenemen en neemt je verticale verplaatsing af.
Niet alleen snelheid is van
invloed op de verticale verplaatsing, ook je loopstijl. Grofweg kunnen we
onderscheid maken tussen ‘plakkende’ en ‘verende’ lopers. Hardlopers met een
plakkende loopstijl maken lang grondcontact en hebben een korte zweeffase,
waardoor de verticale beweging minimaal is en weinig energie vraagt. Bij
verende lopers is het grondcontact kort en duurt de zweeffase langer. De
verende loper heeft als voordeel dat het minder energie kost om zijn been naar
voren te brengen. Over het algemeen hebben mindere hardlopers vaker een langere
standfase met een kortere zweeftijd. Terwijl betere lopers juist een kortere
standfase met een langere zweeftijd hebben. Wat precies de meest zuinige
loopstijl voor jou is, hangt onder andere af van de ondergrond waar je op loopt
en hoe veerkrachtig je spieren en pezen zijn.
Zweven door de lucht
De verticale verplaatsing is
te vergelijken met het gooien van een bal. Na de afzet vliegt je lichaam in een
boog door de lucht. Om tijdens de zweeffase een grotere afstand te overbruggen,
zal je lichaam zich meer omhoog moeten verplaatsen. Vanaf +/- 7 km/h zal je de
neiging krijgen om te gaan hardlopen, want het kost je minder energie om te
zweven dan dat je aan de grond geplakt blijft zoals bij het wandelen.
Inveren en aanspannen
Voor snelheden tot +/- 20km/h
wordt de verticale verplaatsing voor een iets groter deel bepaald door de
standfase. Tijdens de standfase is je been niet gestrekt, maar lichtjes
gebogen. Het inveren van je been is te vergelijken met het principe van een
(carbon) schoen. De snelste marathonschoenen hebben niet voor niets een
veerkrachtige hoge zool met een stijve carbonplaat. Zowel de afstand waarover
de zool wordt ingedrukt en de stijfheid zijn bepalend voor de bijdrage die de
schoen levert in het opslaan van energie en de kracht die de schoen kan
doorgeven. Ditzelfde geldt voor jouw been tijdens het hardlopen. Je kunt kracht
leveren door tijdens de standfase het been meer te buigen (inveren), of je kunt
juist de stijfheid van het been verhogen door je beenspieren op het juiste
moment aan te spannen
Bij een lange grondcontacttijd
(vooral te zien bij lage snelheden) hoef je minder hoge krachten te leveren en
zal minder verticale verplaatsing nodig zijn. Naar mate de grondcontacttijd
korter wordt en de gemiddelde snelheid stijgt, zal je meer kracht halen uit een
grotere verticale verplaatsing. Voer je het tempo nog verder op, dan zal de
tijd om in te veren een beperking vormen. Wil je echt hoge snelheden halen, dan
moet je in staat zijn om je beenspieren op precies het goede moment aan te
spannen.
Verleng de zweeffase, verkort
het grondcontact
De verticale verplaatsing moet
niet, zoals vaak gezegd wordt, zo laag mogelijk zijn. Een lage verticale
verplaatsing zou betekenen dat je niet inveert tijdens de standfase en niet
zweeft tijdens de zweeffase. Uit wetenschappelijke studies blijkt juist dat
meer verticale verplaatsing te zien is bij betere lopers, die een kort
grondcontact hebben met een lange zweeffase. Hoewel de verticale verplaatsing
interessante inzichten kan geven, is het niet de meest geschikte parameter om
je looptechniek bij te sturen. De verticale verplaatsing is tenslotte het
resultaat van verschillende mechanische principes. In plaats daarvan kun je
beter kijken of je de zweeftijd kan vergroten bij eenzelfde, of kortere,
grondcontacttijd zoals betere hardlopers dat in de regel doen. Vergeet hierbij
niet om snelheid mee te nemen wanneer je naar je resultaten kijkt. (bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten