maandag 7 februari 2022

Frank Futselaar traint voor de Olympische Spelen

Frank Futselaar (foto: Lars Verhoeven)

‘Toen ik begon, rende ik nooit eerder een marathon’

De Arnhemse marathonloper Frank Futselaar (30) haalde de Olympische Zomerspelen van Tokyo het afgelopen jaar nét niet. Nu gaat hij voor Parijs 2024. “Eerst was meedoen een droom. Het werd later pas een doel.” Dit is Franks verhaal.

Van droom naar doel

Aan het begin van zijn hardloopcarrière vond Frank het ‘gewoon mega vet’ om te proberen de Olympische Spelen te halen. ”Als kind vond ik de Spelen al magisch. De atleten die hun discipline beoefenen inspireerden me echt. Maar ik geloofde nog niet zo in mijn eigen kracht, dus bleef het een droom.”

Maar door hard werken bleek kwalificeren tóch realistisch. ”Ik ging er alles voor doen en mijn tijden werden beter. Het tempo dat ik nodig had om me te kwalificeren voor de hele olympische marathon, hield ik vol op de halve. Ik dacht: ‘ik heb de snelheid, nu de conditie nog.’ Ineens geloofde ik erin en durfde ik hardop te zeggen dat ik ervoor ging! Meedoen aan de Olympische Spelen werd mijn doel.”

Een week in euforie

Op de marathon van Valencia haalde Frank op de seconde de olympische limiet van 2 uur, 11 minuten en 30 seconden; dat was de tijd die nodig was om te kwalificeren voor de Olympische Zomerspelen in Tokio. ”Ik was in euforie, want ik stond op dat moment derde in het rijtje van maximaal drie atleten die mee konden. Maar later, tijdens andere marathons, renden nóg eens drie atleten een betere tijd dan ik. Daardoor werd ik uiteindelijk niet geselecteerd om deel te nemen.”

Dubbel gevoel

Het mislopen van Tokio gaf Frank een dubbel gevoel. ”Ja, dat het niet lukte was een enorme teleurstelling. Topsport is zó meetbaar en tastbaar, maar ik ben geen robot. Soms voel je je niet zoals je verwacht dat je je zou moeten voelen. Maar ondanks dat het klote was, was ik tóch trots dat ik dit niveau had gehaald. Omdat ik wist dat ik er álles aan had gedaan. Omgaan met teleurstellingen is een waardevolle skill die ik leerde in de sport. Je móét wel, want hardlopen kost heel veel tijd.”

Lange adem

Frank vervolgt met dat je voor hardlopen letterlijk en figuurlijk een lange adem nodig hebt. ”In tegenstelling tot bijvoorbeeld voetbal, heb je als je marathons loopt niet elke week een wedstrijd. Dat kan niet eens! Je bent continu aan het vechten en jezelf (mentaal) aan het opladen. Het is echt investeren in de lange termijn.”

Daarom vond Frank er in eerste instantie ook niks aan; het trainen voor midden- en langeafstanden. ”Ik bleef toch zeker niet op zaterdagavond fit zodat ik op zondag kon trainen? Ik wilde gewoon in de kroeg blijven! Je moet er veel voor opgeven om topsport te doen.”

Randvoorwaarden optimaliseren

Dat wordt wel duidelijk als Frank vertelt over wat hij er allemaal voor over heeft. ”Ik zie het trainen voor de Olympische Spelen als mijn eigen bedrijf én levensstijl. Je moet zorgen dat het normaal wordt en dat je verdere randvoorwaarden optimaliseert. Je moet veel tijd nemen om te trainen, maar ook om te rusten. Dat is misschien nog wel belangrijker. Ik moet goed eten en mijn spijsvertering in de gaten houden. Eigenlijk pas je je hele leven aan.”

Tweestrijd

Frank vertelt dat hij daar zelf aan moest wennen, maar zijn omgeving ook: ”Als je op tijd naar huis gaat omdat je de volgende dag weer moet trainen, terwijl iedereen wil dat je nog even blijft, levert dat soms een beetje tweestrijd op. Je wilt graag iedereen tevreden houden en in het begin wílde ik ook graag blijven! Terwijl ik ook wilde trainen. Soms is dat best vermoeiend. Je voelt toch de neiging om jezelf te verantwoorden.”

Nu is er echter acceptatie, van zowel Franks omgeving als vanuit hemzelf. ”Ik groeide in het stellen van grenzen. Nu begrijpt iedereen het goed als ik eerder naar huis ga en ik accepteerde zelf dat dit is wat ik doe. Ik leerde omgaan met dat je voor jezelf kiest.”

‘Het zit in me’

Inmiddels heeft Frank zijn blik op de Olympische Zomerspelen van Parijs in 2024. ”Ondanks dat mijn niveau echt nog wel een tandje hoger moet, denk ik dat het me gaat lukken. Toen ik begon met trainen voor de Spelen, rende ik nooit eerder een marathon. Het was in feite een theorie waarvan ik wist niet of ik hem aankon. Nu sta ik er anders in. Ik weet dat marathonlopen in me zit, dus kan het echt in de praktijk. Ik loop wekelijks zo’n 130 tot 180 kilometer aan routes. In tegenstelling tot vroeger vind ik dat nu ook echt leuk, want ik leer Arnhem heel goed kennen. Ik heb er vertrouwen in dat ik het ga halen!” (bron)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten