Zo trots als een pauw passeer ik de finish. Er verschijnt een glimlach van oor tot oor die deze avond met geen mogelijkheid meer van mijn gezicht verdwijnt. Het is dinsdag 7 juli 2014. Ik verpulver tijdens de GUV Zomeravond Run mijn persoonlijke record op de tien kilometer met ruim anderhalve minuut. Deze verbetering is niet het enige lichtpuntje van deze avond. Er is nog een reden voor mijn euforie: ik heb eindelijk die ‘onverslaanbare’ Jan Wevers verslagen!
Ik ben sinds de nazomer van 2002 lid van Ava’70. Vrijwel direct ben ik begonnen met het lopen van wedstrijden. Oké, ik ben geen veelwinnaar en toegegeven, ik ben ook alles behalve een topper, maar in regionale wedstrijd doe ik, zo nu en dan, toch leuk mee. Het lukt me alleen maar niet om die ‘verrekte’ Wevers te verslaan. Mijn ‘winst’ tijdens de Zomeravond Run is een incident. Bij de wedstrijden die daarop volgen trekt Jan steeds weer aan het langste eind. Om knettergek van te worden.
Dit jaar merk ik dat het ijzersterke raspaard wat mankementen begint te vertonen. Hij loopt nog amper wedstrijden en ook bij de trainingen is hij de grote afwezige. Op zaterdagmiddag 6 juni, tijdens de wedstrijd om de 3e en 4e plek van het straatvoetbaltoernooi, hoor ik dat Jan ernstig ziek is. Het eerste wat ik denk is: “ach na die twee niertransplantaties zal die ook dit wel overwinnen.” Twee maanden later blijkt niets minder waar. Op 24 juli lees ik in de lobby van het A&O-hostel in Praag het prachtige portret van Rinke ter Haar. Met een brok in m’n keel droom ik weg in het verhaal. Ik merk dat ik die nacht – in de slaaptrein naar Krakau – een beetje onrustig ben. Het verhaal laat me niet los en ik heb moeite om de slaap te vatten.
Ik word altijd wat ongemakkelijk als mensen spreken over overledenen. Het valt mij namelijk op de doden vaak veel meer eer krijgen dan zij verdienen. Een nare zelfingenomen man wordt bij zijn uitvaart plots ‘sympathiek’ genoemd en een asociale alcoholist wordt ineens liefkozend als ‘levensgenieter’ weggezet. Over de doden niks dan goed toch?
Dit jaar merk ik dat het ijzersterke raspaard wat mankementen begint te vertonen. Hij loopt nog amper wedstrijden en ook bij de trainingen is hij de grote afwezige. Op zaterdagmiddag 6 juni, tijdens de wedstrijd om de 3e en 4e plek van het straatvoetbaltoernooi, hoor ik dat Jan ernstig ziek is. Het eerste wat ik denk is: “ach na die twee niertransplantaties zal die ook dit wel overwinnen.” Twee maanden later blijkt niets minder waar. Op 24 juli lees ik in de lobby van het A&O-hostel in Praag het prachtige portret van Rinke ter Haar. Met een brok in m’n keel droom ik weg in het verhaal. Ik merk dat ik die nacht – in de slaaptrein naar Krakau – een beetje onrustig ben. Het verhaal laat me niet los en ik heb moeite om de slaap te vatten.
Ik word altijd wat ongemakkelijk als mensen spreken over overledenen. Het valt mij namelijk op de doden vaak veel meer eer krijgen dan zij verdienen. Een nare zelfingenomen man wordt bij zijn uitvaart plots ‘sympathiek’ genoemd en een asociale alcoholist wordt ineens liefkozend als ‘levensgenieter’ weggezet. Over de doden niks dan goed toch?
Voor Jan maak ik graag een uitzondering. Het is geen man waar je alle superlatieven voor uit de kast hoeft te halen. Jan was een prototype ‘no-nonsense’. Vriendelijk, geïnteresseerd en realistisch. Je zult niet struikelen over de sappige anekdotes of de geestige oneliners, maar daar gaat het ook niet om. Jan was gewoon een goeie kerel. Omdat ik Jan niet treffend genoeg kan omschrijven, citeer ik de prachtige tekst van de rouwkaart.
“Jan, een opvallende boer, door onopvallendheid. Een leven gekenmerkt door hoogte- en dieptepunten. Veel overwonnen met ingebouwde kracht, blijven genieten van alles. Aanvaarden dat het ‘leven’ je overkomt en maken wat er van te maken valt”
Jan, het ga je goed!
Mooi geschreven Erwin!
BeantwoordenVerwijderenMooi Erwin
BeantwoordenVerwijderenPrachtig Erwin !
BeantwoordenVerwijderenMooi
BeantwoordenVerwijderen