Wetenschappers doen onderzoek naar de ‘hardloop-evolutietheorie’ |
Door Dennis Rijnvis
Ongeveer 40 duizend mensen
beginnen dit weekend vrijwillig aan een lijdensweg van ruim 42 kilometer in
Rotterdam. Als het startschot van de marathon klinkt, zullen ze vol
enthousiasme de Coolsingel op rennen, ook al weten de meesten heel goed dat ze
strompelend de eindstreep zullen halen en dagen nodig zullen hebben om te
herstellen. Een beloning krijgen de deelnemers niet, behalve een medaille die
ze na zondag waarschijnlijk nooit meer zullen dragen. Sterker nog: de overgrote
meerderheid betaalt geld voor een startplek, 75 euro.
Als je door een biologische
bril kijkt, is de marathon een vreemd fenomeen. In het dierenrijk vind je geen
enkele andere soort die zomaar lange afstanden rent. Zeker, wilde paarden draven
op sommige dagen 55 kilometer, bleek in 2010 uit een studie in Australië, maar
alleen als ze dichterbij geen drinkwater kunnen vinden. En ja, wilde honden
rennen soms 20 of 30 kilometer aan één stuk, maar uitsluitend als ze een hert
of een andere malse prooi opjagen. Kamelen kunnen zelfs afstanden overbruggen
van 80 tot 100 kilometer in de woestijn, maar dan moeten ze wel worden
gedwongen door menselijke berijders. In het wild waggelen de dieren hooguit 5
tot 6 kilometer per dag door het zand.
De mens is hierin
waarschijnlijk niet voor niets een buitenbeentje. Steeds meer wetenschappers
vermoeden dat onze diepgewortelde voorliefde voor langeafstandslopen te maken
heeft met onze ontstaansgeschiedenis. Nieuwe studies suggereren dat ons
vermogen om marathons te lopen de reden is dat we andere mensachtigen, zoals de
neanderthaler hebben overleefd. Hoe belangrijk was hardlopen precies voor onze
evolutie? En hoe kan het dat we er zo veel plezier aan beleven?
De theorie dat homo sapiens is
‘gebouwd’ voor het rennen van lange afstanden ontstond eind jaren negentig
dankzij een varken dat op een loopband rende. Het was een experiment van een
evolutionair bioloog, Daniel Lieberman van de Universiteit van Harvard. ‘Het
doel was om uit te zoeken in hoeverre de botten in de kop van het dier te
lijden hadden onder het rennen’, verklaarde Lieberman in 2010 in The New York
Times. ‘Op een dag kwam er een collega binnenlopen, Dennis Bramble. Hij keek
naar het varken en zei: ‘Hé, dat beest kan zijn kop niet stilhouden.’’
Het wiebelende hoofd van het
varken zette de twee wetenschappers aan het denken. ‘We realiseerden ons opeens
dat wij mensen een speciaal ligament in onze nek hebben dat ons in staat stelt
ons hoofd stil te houden tijdens het lopen. Dat geeft een evolutionair
voordeel: we vallen minder snel en raken minder vaak geblesseerd.’
Het inspireerde Lieberman en
Bramble tot een intrigerende onderzoeksvraag: zou homo sapiens miljoenen jaren
geleden door natuurlijke selectie op de Afrikaanse savanne meer van dit soort hardloop-aanpassingen
hebben ontwikkeld? Mensen kunnen namelijk uitzonderlijk lang rennen. Op de
sprint verliezen we kansloos van jachtluipaarden en tijgers. Maar op de lange
afstand kunnen we met gemak een hond en soms zelfs een paard bijhouden. In
Schotland wordt bijvoorbeeld jaarlijks de Man vs Horse-race georganiseerd, een
wedstrijd over 35 kilometer tussen mensen en paarden. Op warme dagen lukt het
mensen incidenteel om te winnen.
Het onderzoek naar
hardloop-aanpassingen van Lieberman en Bramble bleek vruchtbaar. In 2004
publiceerden ze een spraakmakende studie in Nature waarin ze betoogden dat het
menselijk lichaam is geëvolueerd om langdurig hard te lopen.
In vergelijking met andere mensachtigen
hebben we bijvoorbeeld een relatief klein hoofd en smaller gebit, waardoor ons
hoofd beter in balans blijft tijdens het lopen. Het spierweefsel van onze
nekband zorgt ervoor we de schokken van ons hoofd tijdens het lopen goed kunnen
opvangen. We hebben zweetklieren op onze schedel, voorhoofd en gezicht, en
weinig lichaamshaar, zodat we gemakkelijk warmte kwijtraken tijdens het rennen.
Onze benen zijn relatief lang en we hebben bijzonder stevige knieën, waardoor
we grotere stappen zetten dan de meeste diersoorten en minder snel blessures
oplopen. Maar het allergrootste duurloopwapen van homo sapiens is
waarschijnlijk de achillespees. Bij elke landing van de voet spant deze pees
zich aan en wordt er energie in opgeslagen. Die energie komt weer vrij bij de
volgende stap, zodat we relatief weinig spierkracht verspillen.
Als de mens echt tot ‘rendier’
evolueerde, is de grote vraag natuurlijk: waarom? Wat schoten we in de loop van
de evolutie op met langdurig hardlopen? Lieberman speculeert in zijn studie dat
oermensen een miljoen jaar geleden nog geen geschikte wapens hadden om dieren
op afstand te doden. Mogelijk hadden ze maar één optie om te jagen: net zo lang
achter zoogdieren zoals mammoeten aanrennen totdat deze doodvermoeid de strijd
opgaven.
De Amerikaan komt ook met een
alternatieve verklaring. Misschien renden mensen niet achter dieren aan, maar
waren het gewoon opportunisten die, zodra ze ergens aasgieren in de lucht zagen
cirkelen, zo snel mogelijk naar het kadaver holden.
Het zou kunnen verklaren
waarom ons brein genotstofjes aanmaakt bij het hardlopen. Onderzoekers van de
Universiteit van München ontdekten in 2008 dat de hersenen van mensen na een
hardloopsessie van twee uur een grote hoeveelheid endorfinen produceren, die
zich aan dezelfde receptoren in de hersenen binden als cannabis. De meeste
proefpersonen voelden zich daardoor euforisch. Is dat een miljoenen jaren oude
aanmoediging van ons brein om voedsel te gaan zoeken?
‘Mensen moesten in die jacht
op eten misschien andere aaseters te snel af zijn, hyena’s bijvoorbeeld, of
andere mensachtigen’, schrijft Lieberman in zijn studie.
En toeval of niet, nieuwe
studies suggereren dat uitgestorven menssoorten zoals de neanderthaler juist
niet waren aangepast om lange afstanden te rennen. De Britse onderzoeker John
Stewart van de Universiteit van Bournemouth liet onlangs het dna van negen
neanderthalers analyseren wier botten zijn opgegraven in het noordwesten van
Europa. Vervolgens werd het genetisch profiel uit die botten vergeleken met een
controlegroep van moderne mensen. Wat bleek? De neanderthalers hadden opvallend
veel genen waarvan inmiddels bekend is dat ze zorgen voor spieropbouw en
sprintvermogen, en weinig genen die het duurvermogen stimuleren.
Niet onlogisch, vindt Stewart.
Hij analyseerde ook grondlagen waarin de neanderthalers waren opgegraven.
Daarbij stuitte hij op botfragmenten van veel kleine knaag- en zoogdieren,
soorten die voornamelijk in bossen voorkomen. Als neanderthalers vooral in
bosrijke gebieden waren gevestigd, had dat waarschijnlijk gevolgen voor hun
jachttechniek en loopstijl. In een bos kun je niet achter dieren aan rennen,
want ze verdwijnen snel uit het zicht. ‘Je zult je prooi eerder besluipen en dan
zo snel mogelijk in hun buurt moeten komen om ze te doden’, laat de Brit weten.
Kortom: neanderthalers waren
waarschijnlijk meer sprinters dan wij. En die specialisatie kan ze best eens
zijn opgebroken, denkt Stewart. Door de kou veranderden in de laatste ijstijd
uiteindelijk grote stukken van Europa in vlaktes waarop geen bomen meer konden
groeien. In die omgeving konden dieren hun belagers al van verre zien aankomen.
De sprintende neanderthalers waren dus kansloos. ‘Ze verloren mogelijk de
concurrentie van de moderne mens, die toen ook al vanuit Afrika naar Europa was
gekomen en wél lang achter dieren kon aanrennen.’
Maar kun je de evolutionaire
strijd van de mens echt terugbrengen tot een hardloopwedstrijd? Niet alle
wetenschappers slikken dat idee. ‘De eerste mensachtigen waren slimme
opportunisten’, zegt Paul Storm, docent biologie aan de Hogeschool van
Rotterdam en antropobioloog. ‘Ze konden waarschijnlijk in uiteenlopende
landschappen overleven, mede door hun voeding aan te passen. Het gaat wat te
ver om de strijd tussen mensachtigen alleen maar te benaderen vanuit
hardlopen.’
Hij vermoedt dat de
evolutionaire strijd tussen mens en neanderthaler bijvoorbeeld ook een
gewelddadige kant had. ‘Als ik naar de moderne wereld kijk en de vele oorlogen,
zou het in mijn ogen best eens kunnen dat wij neanderthalers op een
niet-vredelievende manier hebben verdreven, in plaats van alleen met
hardlopen.’ (bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten