Marc Hijink |
Twee stuks fruit en twee ons
groente per dag, leerde ik. En twee uur vrijwilligerswerk per week, want dat is
gezond voor de samenleving. Dat schreef de onafhankelijke denktank DenkWerk
vorige maand. Vrijwilligerswerk bevordert de sociale cohesie. Dat is hard
nodig, want in alle voorspoed groeit Nederland uit elkaar. We blijven hangen in
onze eigen milieus, eigen inkomensgroepen, eigen opleidingsniveaus en eigen
bubbels. Eigen humor, ook. Zo blijft de Randstad de Randstad en het platteland
het platteland.
Daarom meldde ik me als
vrijwilliger bij de Zwarte Cross. Het Achterhoekse popfestival leunt op 5.200
vrijwilligers uit het verenigingsleven. Ze werken er voor vijf euro per uur,
voor de club. Het is een symbiose: zonder vrijwilligers geen betaalbaar festival,
zonder Zwarte Cross geen corsowagens, instrumenten voor de fanfare of nieuw
kantinemeubilair.
In het kielzog van de Aaltense
atletiekvereniging AVA sta ik een avond achter de bar in een van de grote
tenten op het festivalterrein. Rockmuziek en dartwedstrijd in een afgeladen
zaal. Niks denktank: het draait hier om de biertank. Een speciale raptap pompt
tientallen glazen in een paar seconden vol.
Vrijwillig is maar een woord.
Achter de schermen heerst een strikte rangorde en heeft elk baasje zijn biesje:
de paarse shirts van de vrijwilligers (working class hero staat erop) moeten
luisteren naar de groene shirts van de barhoofden, die weer moeten luisteren
naar rode shirts. Vrijwilligers worden ingescand als ze van de ene bar naar de
andere verhuizen. Iemand tikt je op de schouder en de plicht roept.
Ik krijg bijna medelijden met
Barhoofd Warhoofd, die niet kan hoofdrekenen en zijn drankvoorraad drie keer
opnieuw moet inventariseren. Maar niets is zo goed voor het groepsgevoel als
gedeelde ergernis. Bovendien is het druk, en onder druk wordt alles vloeibaar.
Volslagen vreemden transformeren tot een geoliede tapmachine.
„Zestien bier en twee cola.”
Bij de drankuitgifte voel ik me in mijn sas. Een grap tussendoor of een
praatje, met de bezoeker die door het lint gaat als hij hoort dat er uit
milieuoverwegingen statiegeld op de dienbladen zit. „Fuck dat milieu! Mijn
melkveehouderij gaat kapot door de nieuwe stikstofregels.”
Je komt bij vrijwilligerswerk
niet alleen andere mensen tegen, maar ook jezelf. Ik moet even slikken als er
zonder overleg opdrachten moeten worden uitgevoerd. Maar het publiek wil bier,
geen bilateraaltjes.
Een mede-vrijwilligster, in
het dagelijks leven aan kantoor gekluisterd, vindt het juist prettig om een
paar uur lang aan niets te hoeven denken: „Heerlijk, hoofd leeg en gáán.”
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
zegt dat mensen die zich inzetten als vrijwilliger doorgaans gelukkiger en
tevredener zijn dan mensen die dit niet doen. Tot mijn eigen ergernis komt het
politieagentje in mij boven. Dat krijg je ervan als je me een uniform geeft,
ook al is het maar een paars T-shirt. Ik waarschuw stiekeme rokers voor een
boete. En als de eerste barplasser gesignaleerd wordt, stuif ik erop af.
Om half vier ’s nachts, na
tien uur werken, zit de dienst erop. Het goede nieuws: ons barteam heeft beter
gedraaid dan de andere bar en de atletiekvereniging is 2.600 euro rijker. Het
slechte nieuws: alle vrijwillige working class heroes moeten hun T-shirt weer
inleveren. We fietsen de nacht in, terug naar kantoren met flexplekken en
overvolle hoofden. (bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten