'Elke marathon is anders' |
‘Vandaag gaan we een beetje
dood.’ Dat zei Emil Zatopek aan de start van de olympische marathon in
Helsinki, 1952. Na 2 uur en 23 minuten kwam de legendarische hardloper uit het
toenmalige Tsjechoslowakije als winnaar over de streep. Springlevend. Ja, het was
zwaar. Maar zijn voorbereiding was goed en hij herstelde snel van zijn
inspanningen.
Ga jij komend voorjaar een
marathon lopen? Voorkom dan dat je ‘een beetje doodgaat’ en bereid je er
serieus op voor. Ruim 42 km hardlopen is niet alleen zwaar voor de snelle
toplopers. Het is een enorme inspanning, fysiek en mentaal, ongeacht de
snelheid waarmee je deze afstand aflegt. In het eerste deel van de marathon is
er nog geen vuiltje aan de lucht. De marathon begint pas echt na 30-32 km.
Robert de Castella, de Australiër die in 1983 de wereldtitel op de marathon in
de wacht sleepte, verwoordde het als volgt: ‘Als je je al na 16 km slecht
voelt, dan heb je een probleem. Het is wel normaal dat je je na 32 km slecht
voelt. Maar het is niet normaal als je je na 42 km nog goed voelt.’
Nee, dit is geen pleidooi om
je marathonproject af te blazen. Integendeel! Een deel van de charme van de
marathon zit hem immers in het feit dat een marathon absoluut geen
appeltje-eitje is en te ervaren dat je het aankunt. Maar hoe voorkom je dat het
té zwaar wordt? Het antwoord ligt verscholen in de voorbereiding. Van de vele
factoren die daarbij een rol spelen, licht ik er enkele uit.
Neem de training serieus
Het is moeilijk aan te geven
wat de minimumeisen zijn voor de training voor een marathon. Je kunt de
wedstrijddag met vertrouwen tegemoet zien, als je ten minste een halfjaar lang
drie keer per week hebt hardgelopen en in die periode een halve marathon tot
een goed einde hebt weten te brengen. Hoe meer trainingskilometers je in de
benen hebt, des te beter zul je de aanslag op je lichaam van die 42 km kunnen
verwerken.
Er moet dus stevig, en vooral
veel, getraind worden. Kies wel voor een geleidelijke opbouw met trainingen die
je lichaam goed verwerkt. Loop verreweg de meeste kilometers, en ook de lange
duurloop, in een rustig en ontspannen tempo. Snelheid heeft geen prioriteit.
Het is niet nodig om in die
periode als een monnik door het leven te gaan. Maar de verbouwing van de
keuken, of het ophogen van de tuin kun je maar beter wel een paar maanden
uitstellen.
Verzorg je optimaal
De marathon is een
energieprobleem. Tijdens de marathon moet je voldoende vocht en energie
innemen. Dat moet je in de training oefenen. Een tekort aan vocht heeft invloed
op je prestatie, op je gezondheid en de snelheid waarmee de ingenomen suikers
de spieren bereiken. Wat betreft de vochtbehoefte zijn er grote individuele
verschillen. Breng je eigen behoefte in kaart door je voor en na de lange
duurlopen te wegen en zo te bepalen hoeveel vocht je per uur verliest als je
hardloopt. Het vraagt vervolgens wat rekenwerk om te bepalen hoeveel jij
tijdens je marathon moet drinken om het vochttekort aan de finish beperkt te
houden tot maximaal 1,5 liter. Je hoeft het dus niet helemaal aan te vullen.
Bij een tekort aan energie
zakt het tempo onvermijdelijk. Om dat te voorkomen moet je proberen om, meteen
vanaf de start, 60-70 g koolhydraten per uur (!) naar binnen te werken,
verdeeld over drie porties. In de langere trainingen kun je daarmee oefenen,
zodat je je spijsverteringssysteem leert dat op te nemen en je ervaart wat je
maag wel en niet goed verdraagt.
Verdeel je krachten
Neem de woorden van De
Castella serieus en zorg dat je je niet na 16 km al slecht voelt. Maak vooraf
een realistische schatting van je streeftijd en probeer het tempo 42 km lang
nagenoeg gelijk te houden. Start behoudend, want wat je in het begin te snel
gaat, lever je aan het eind driedubbel in. Om je streeftijd te bepalen, kun je
een week of vier voor de marathondag een halve marathon lopen. Kies de
streefsnelheid van de marathon 1 km/uur langzamer dan de snelheid waarmee je de
halve liep.
Houd bij de verdeling van je
krachten rekening met de omstandigheden en het parcours. Bekijk vooraf waar je
wind mee kunt verwachten, of wind tegen, en waar zich bruggen, viaducten en
heuvels bevinden. Pas je snelheid aan op deze ‘hindernissen’.
Om al je krachten in te kunnen
zetten is het belangrijk om te taperen: in de laatste weken van de
voorbereiding verschuift het accent van trainen naar uitrusten en herstellen.
Neem dus op tijd gas terug en zorg in de dagen voor de marathon ook buiten de
trainingen om voor rust en ontspanning.
Ik sprak eens een loper die
zich voorbereidde op zijn 63e marathon. Ik vroeg hem: ‘nou, dan weet je
zachtjesaan wel wat je kunt verwachten?’ ‘Nee’, zei hij, ‘dat weet je nooit.
Elke marathon is anders.’ Wordt jouw marathon een makkie of een martelgang? Dat
bepaal je voor een groot deel zelf. Door er serieus voor te trainen, door een
perfecte verzorging onderweg en met een optimale verdeling van je krachten. Als
je het zo aanvliegt, dan ga je misschien een beetje dood, maar kom je snel weer
helemaal tot leven. (bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten