Op het randje lopen blijft een kunst! Met enige regelmaat krijgen we vragen of opmerkingen over de intensiteit van trainen. Die gaan er meestal over dat de vragensteller het gevoel heeft dat hij of zij veel te langzaam moet lopen. Dat het lopen op de laagste intensiteit zelfs bijna wandelen is. Even doorvragen leidt vrijwel altijd tot dezelfde conclusie: bij trainen op hartslag lijkt het omslagpunt veel te laag vastgesteld en bij trainen op vermogen staat de Critical Power verre van scherp. En als dat het geval is, train je voortdurend onder je niveau. Dan kan een interval nog steeds best pittig aanvoelen, maar je traint eigenlijk net niks. Te snel voor een rustige training, te langzaam voor interval. Ik loop liever rustig De meeste langeafstandslopers houden van lang lopen op een niet al te gek tempo. Jezelf helemaal binnenstebuiten keren op een 5 of een 10 kilometer is voor velen een niet bepaald aantrekkelijk vooruitzicht. Het kan zelfs de nodige angst inboezemen. En toch: precies zo’n inspanning is nodig om een omslagpunt of critical power te bepalen, de intensiteit die je 40 tot 50 minuten zou moeten kunnen volhouden. De ervaring leert dat als je een 5 kilometer voluit gaat, je een goede indicatie kunt krijgen van wat jouw mogelijkheden zijn. Dus, train je op hartslag of met de Stryd op vermogen, dan zit er niets anders op; je moet aan de bak! Gedeelde smart is halve smart Hoe pak je dat aan? Je kunt natuurlijk zelf een moment in je trainingsweek prikken waarop je een testloop – of time trial, zo je wilt – doet. Sommige lopers kunnen dat goed; zichzelf 5 kilometer of zelfs iets langer tot het uiterste pushen. Voor de meesten van ons geldt echter dat dit beter te doen is in wedstrijdverband of in ieder geval in gezelschap. Over de wonderlijk uitwerking van een startnummer op je borst raken we op de ProRun-redactie niet uitgepraat en wie wel eens met een groepje intervaltraining doet, zal beamen dat je jezelf net iets verder kan pushen als er iemand net voor je loopt of als er iemand in je nek hijgt. Tip van ons: kijk of er ergens bij jou in de buurt een 5 of 10-km-wedstrijd te vinden is. Dat maakt het afzien een stuk leuker en dikke kans dat je er bij de finish ook nog een medaille voor krijgt! ‘Keihard starten’ Wie onze Koen wel eens hoort praten over zijn tactiek voor de 5 of de 10 km, weet dat hij het dan heeft over ‘keihard starten’. Heb je daar – op een 10 – na 6 kilometer spijt van, dan doe je het goed, vindt hij. En daar zit best wat in, zeker als je zo’n wedstrijd loopt om je omslagpunt of je critical power vast te stellen. Dan gaat het er immers om je vermogen of je hartslag zo lang mogelijk, zo hoog mogelijk te houden. Of je er ook je snelste tijd mee loopt, verschilt van persoon tot persoon. Zelf liep ik mijn snelste 10 kilometers altijd in een positive split, de eerste helft was steevast sneller dan de tweede helft. Behoudend starten Vrees niet, iets behoudender van start gaan mag ook best, maar dan moet je ook wel echt gas blijven geven tot net over de finish. Het blijft een kunst, op het randje lopen en er is maar een manier om er beter in te worden en dat is het regelmatig doen. Beter worden in de kunst van het kapot gaan is niet alleen goed voor pr’s, maar ook heel nuttig om de juiste trainingsintensiteiten te bepalen. Goed nieuws voor de liefhebbers van lekker rustig lopen; er blijven meer dan genoeg gestage kilometers over. Je kunt er natuurlijk ook voor kiezen om je helemaal niet bezig te houden met eindtijden of je optimale race, maar voor iedereen die op hartslag of vermogen gaat trainen om een zo snel mogelijke tijd neer te zetten geldt: hop, aan de bak! (bron) |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten