Het
verdelen van je race in drie afzonderlijke segmenten kan je sneller maken
Iedereen die ooit een marathon
heeft gelopen, zal anderen adviseren om niet te snel te beginnen (maar ja, wie
kan zich inhouden na het startschot?), of je vertellen dat je moet proberen om
de tweede helft sneller te gaan dan de eerste (maar ja, negative splits zijn
gemakkelijker gezegd dan gedaan). Gelukkig is er een manier om je marathon te
lijf te gaan en het beste voor het laatst te bewaren. Deze wordt de 10-10-10-methode
genoemd.
De 10-10-10 benadering van de
marathon houdt in dat je de race over ruim 42 km splitst in drie afzonderlijke
secties: de eerste 10 mijl, de tweede 10 mijl en de laatste 10 km. ‘Waar het op
neerkomt, is dat je de eerste 10 mijl – dat is 16 km – met je hoofd loopt, de
volgende 10 mijl met je training en de laatste 10 km met je hart’, stelt coach
Jes Woods. Zij leert deze strategie aan de marathonlopers die ze coacht. Ze
licht elk van de drie secties toe.
De eerste 10 mijl
De eerste 10 mijl loop je met
je hoofd. Dat betekent: slim zijn, geduld hebben en naar je coach luisteren.
‘Je moet je in de eerste 10 mijl vooral bewust inhouden, en met een snelheid
lopen die iets lager ligt dan je beoogde gemiddelde marathontempo’, zegt Woods.
Dat is minder eenvoudig dan
het lijkt. Boven elk startvak van een marathon hangt een grote wolk van
nerveuze spanning. Het is zeer moeilijk om de rust te bewaren en je eigen
ruimte te vinden tussen al die opgewonden hardlopers om je heen. Toch is het
belangrijk rustig te beginnen, ook omdat je vermoedelijk een poosje in het
startvak hebt staan wachten. De rustige start geeft je lichaam gelegenheid om
goed op te warmen en zich in te stellen op wat gaat komen.
‘Je bent in dit eerste deel
strategisch behoudend om ervoor te zorgen (of er zo goed mogelijk voor te
zorgen) dat je niet te snel begint. Daarmee voorkom je een voortijdige,
langzame ineenstorting’, zegt Woods.
De volgende 10 mijl
De tweede 10 mijl loop je op
vertrouwen in je training. Woods legt uit dat in die fase je lichaam doet
waarvoor het is getraind. ‘In dit deel loop je het streeftempo dat je voor ogen
hebt, steady als een metronoom. Laat je opgaan in met ritme van je passen en
kom zo tot rust.’ Je lichaam voelt zich thuis in dit tempo, dit is wat je hebt
getraind.
Aan het begin van dit tweede
segment mag je verwachten dat je benen goed aanvoelen. Je hebt tenslotte nog
maar 16 km gelopen in een tempo dat iets lager ligt dan het marathontempo
waarin je hebt getraind. Druk het gaspedaal dus met een gerust hart ietsjes
verder in totdat je het juiste, vertrouwde tempo te pakken hebt. ‘Mentaal hoef
je nu ‘slechts’ 10 mijl hard te lopen in het marathontempo. Dat is te
overzien’, zegt Woods. Je kunt in dit deel eventuele psychologische trucs
inzetten, zoals zelfspraak en gerichte aandacht, om door deze middenfase van de
marathon te raken.
De laatste 10K
De laatste 10 km loop je met
je hart. Je leeuwenhart. Nu mag de rem er af en begint de strijd met de vermoeidheid
en de klok. Woods stelt: ‘De kracht om diep te gaan komt niet uit je spieren,
maar uit je hart. Wat heb je er voor over; hoe graag wil je het?’
De laatste kilometers moeten
volgens deze methode de sterkste zijn. ‘Dit is jouw tijd om te versnellen en
alle lopers die op dit stuk de rekening van hun snelle start gepresenteerd
krijgen, op te vegen’. Volgens Woods is er geen cooler gevoel dan in het
laatste deel van je marathon de andere hardlopers één voor één voorbij te
lopen. Als je geduld hebt gehad (tijdens die eerste 10 mijl) en het plan hebt
gevolgd (tijdens de volgende 10 mijl), krijg je in dit laatste deel de
beloning.
De 10-10-10-methode in de
training
Je kunt deze indeling heel
goed oefenen tijdens je lange duurlopen. Dit is een goede manier om je lichaam
voor te bereiden op de dag van de wedstrijd. ‘Eén keer per maand moet je in de
lange duurloop een aantal kilometers opnemen in het streeftempo van de
marathon’, adviseert Woods. Bijvoorbeeld: loop 16 km rustig, en aansluitend 8
km in het marathontempo. ‘De lange duurlopen moeten altijd langzaam beginnen en
geleidelijk sneller gaan’, zegt ze. Zo leer je geduldig te zijn, je thuis te
voelen in dat tempo, en om sterk te eindigen.
In de voorbereiding op de marathon is het goed om wat snelheidswerk te doen. De meeste trainingsschema’s voor de marathon bevatten een of twee snelheidstrainingen per week. Woods stelt voor om intervaltraining met herhalingen over 800 meter te doen. ‘Loop dan steeds de eerste 400 meter in het marathontempo, versnel dan om de tweede 400 meter in je 10 km wedstrijdsnelheid te lopen. ‘Die drastische versnelling gaat je helpen om door te blijven lopen met vermoeide benen.’ (bron)
4 opmerkingen:
Waar is die foto gemaakt?
Deze foto is met de Marathon van Enschede in 2014 gemaakt Theo.
Mooie foto Geert(2012) Bij deze marathon had ik de dood of de gladiolen methode toegepast.
Klopt Björn 2012. Ik heb nog mooie foto's van de laatste kilometer van de methode die je toegepast hebt.
Een reactie posten