Jan Wevers, Hij was geen prater. Hij luisterde liever en stelde vragen (foto Arnold Joost) |
Voor hem telde alleen kwaliteit
FRANS DIJKSTRA
Jan Wevers 1959-2015
Als geoefend
marathonloper spreidde hij zijn energie tot aan het einde. Hij genoot van zijn
laatste weken.
Het was een lange nacht geweest. Ze hadden de hele Oudejaarsnacht doorgehaald met andere jongeren. Zoals gebruikelijk in hun streek in de Achterhoek, trokken ze van het ene ouderlijk huis naar het andere en overal dronken ze een glas op het nieuwe jaar en op elkaar. Tegen zeven uur in de ochtend waren ze bij iedereen geweest. "Zal ik met je meelopen naar huis?", vroeg hij haar. Toen wist ze hoe laat het was. Toen was het aan tussen Jan Wevers (20) en Ria te Bokkel (18).
Ze kenden elkaar al van de lagere school en later van de havo in Aalten. Maar ze hadden nooit iets gehad tot die Oudejaarsnacht. Ze zouden elkaar alleen in de weekeinden kunnen zien. Ria moest terug naar haar verpleegstersopleiding in Apeldoorn, Jan moest werken op een varkensfokkerij bij Nijmegen. Daar had hij het niet zo naar zijn zin. In zijn kosthuis kreeg hij de hele week dezelfde soep te eten en op zijn werk deed iedereen of dat een negen-tot-vijfbaan was, ook zijn baas. Dat had hij thuis anders geleerd. Daar werkte je door tot de varkens je niet meer nodig hadden. De beesten bepaalden het leven, niet de klok.
Jan had zijn zinnen gezet op de overname van de boerderij even buiten Aalten die zijn grootvader in 1929 was begonnen. Zijn ouders hadden het bedrijf overgenomen en Jan wilde de derde generatie op de boerderij zijn. Daar voelden zijn ouders aanvankelijk niet voor. Jan was de slimste van hun drie zonen en twee dochters, en hij zou het verder kunnen schoppen. Zijn vader ging met hem een dag naar Dronten om hem te verleiden tot de hogere landbouwschool. Maar Jan vond de middelbare opleiding mooi genoeg. Zijn vader legde zich er bij neer als Jan ook nog een praktijkschool voor de varkenshouderij zou volgen en drie jaar zou werken op een fokbedrijf.
Toen Jan en Ria serieus verkering hadden, was het haar duidelijk. Jan wilde nog steeds de ouderlijke boerderij voortzetten. Hij was een volhouder.
In 1982 vormde hij een maatschap met zijn vader, in 1984 trouwde hij met Ria en ze betrokken een huis in de buurt. In de twaalf jaar dat ze daar woonden kwamen hun drie zonen ter wereld, Emiel, Jasper en Yannic. Toen Jan in de zaak kwam, werd het aantal varkens verdubbeld tot 250. Eerst hadden ze alleen zeugen om de biggen te verkopen, later hielden ze het nageslacht zelf als vleesvarkens.
Terwijl de ene na de andere boer in de omgeving het opgaf, bleef Jan uitbreiden. Hij moest wel, de markt dwong hem te groeien. Op het hoogtepunt in 2008 had hij 2000 varkens.
Het was hard werken, tot 1996 met zijn vader, daarna alleen. Ook al liep het bedrijf goed, hij hield er niet veel geld aan over, of hij leed verlies. Daar kon hij weinig aan doen, hoe hard hij ook werkte. Zaken waar hij geen invloed op had, accepteerde hij. Zijn voldoening haalde hij uit de kwaliteit van zijn werk.
Om luxe gaf hij niet. Als hij een broek nodig had, kocht hij er meteen een paar zodat hij weer tijden vooruit kon. Een tractor had hij niet, ook al was dat iets waarmee boeren graag pronken. Als Ria vroeg of hij mee wilde naar een feest, zei hij: "Waarom zou ik, wie zit er nou op míj te wachten?". Hij zat liever te lezen, in de krant of een boek.
Het was een lange nacht geweest. Ze hadden de hele Oudejaarsnacht doorgehaald met andere jongeren. Zoals gebruikelijk in hun streek in de Achterhoek, trokken ze van het ene ouderlijk huis naar het andere en overal dronken ze een glas op het nieuwe jaar en op elkaar. Tegen zeven uur in de ochtend waren ze bij iedereen geweest. "Zal ik met je meelopen naar huis?", vroeg hij haar. Toen wist ze hoe laat het was. Toen was het aan tussen Jan Wevers (20) en Ria te Bokkel (18).
Ze kenden elkaar al van de lagere school en later van de havo in Aalten. Maar ze hadden nooit iets gehad tot die Oudejaarsnacht. Ze zouden elkaar alleen in de weekeinden kunnen zien. Ria moest terug naar haar verpleegstersopleiding in Apeldoorn, Jan moest werken op een varkensfokkerij bij Nijmegen. Daar had hij het niet zo naar zijn zin. In zijn kosthuis kreeg hij de hele week dezelfde soep te eten en op zijn werk deed iedereen of dat een negen-tot-vijfbaan was, ook zijn baas. Dat had hij thuis anders geleerd. Daar werkte je door tot de varkens je niet meer nodig hadden. De beesten bepaalden het leven, niet de klok.
Jan had zijn zinnen gezet op de overname van de boerderij even buiten Aalten die zijn grootvader in 1929 was begonnen. Zijn ouders hadden het bedrijf overgenomen en Jan wilde de derde generatie op de boerderij zijn. Daar voelden zijn ouders aanvankelijk niet voor. Jan was de slimste van hun drie zonen en twee dochters, en hij zou het verder kunnen schoppen. Zijn vader ging met hem een dag naar Dronten om hem te verleiden tot de hogere landbouwschool. Maar Jan vond de middelbare opleiding mooi genoeg. Zijn vader legde zich er bij neer als Jan ook nog een praktijkschool voor de varkenshouderij zou volgen en drie jaar zou werken op een fokbedrijf.
Toen Jan en Ria serieus verkering hadden, was het haar duidelijk. Jan wilde nog steeds de ouderlijke boerderij voortzetten. Hij was een volhouder.
In 1982 vormde hij een maatschap met zijn vader, in 1984 trouwde hij met Ria en ze betrokken een huis in de buurt. In de twaalf jaar dat ze daar woonden kwamen hun drie zonen ter wereld, Emiel, Jasper en Yannic. Toen Jan in de zaak kwam, werd het aantal varkens verdubbeld tot 250. Eerst hadden ze alleen zeugen om de biggen te verkopen, later hielden ze het nageslacht zelf als vleesvarkens.
Terwijl de ene na de andere boer in de omgeving het opgaf, bleef Jan uitbreiden. Hij moest wel, de markt dwong hem te groeien. Op het hoogtepunt in 2008 had hij 2000 varkens.
Het was hard werken, tot 1996 met zijn vader, daarna alleen. Ook al liep het bedrijf goed, hij hield er niet veel geld aan over, of hij leed verlies. Daar kon hij weinig aan doen, hoe hard hij ook werkte. Zaken waar hij geen invloed op had, accepteerde hij. Zijn voldoening haalde hij uit de kwaliteit van zijn werk.
Om luxe gaf hij niet. Als hij een broek nodig had, kocht hij er meteen een paar zodat hij weer tijden vooruit kon. Een tractor had hij niet, ook al was dat iets waarmee boeren graag pronken. Als Ria vroeg of hij mee wilde naar een feest, zei hij: "Waarom zou ik, wie zit er nou op míj te wachten?". Hij zat liever te lezen, in de krant of een boek.
Reizen aan de keukentafel
Verre reizen maakte hij
aan de keukentafel: in de atlas en in boeken volgde hij de vakanties van
vrienden en familieleden. Soms wist hij meer over een land dan de mensen die er
geweest waren.
Hij was geen prater, hij luisterde liever en stelde vragen. Dat deed hij ook met zijn kinderen. Met vragen leidde hij hen tot het inzicht wat de gevolgen konden zijn van hun daden. Verbieden deed hij niet.
Buiten gezin en bedrijf had hij niet veel. In zijn jonge jaren voetbalde hij op zaterdagmiddag. Na de wedstrijd moest hij altijd snel naar huis om de varkens te voeren. De 'derde helft' met een biertje miste hij.
Tussen de bedrijven door ging hij hardlopen. Dan genoot hij van het landschap waar hij zich thuisvoelde, met de boerenpercelen die beschut liggen tussen bosjes en houtwallen. Op een cursus Frans leerde hij een andere hardloper kennen en liet zich overhalen om in groepsverband te gaan lopen. Jan werd een fanatieke renner. Zijn clubgenoten leerden vooral zijn achterkant kennen, want hij liep meestal voorop in zijn karakteristieke huppelpas.
Twee keer had hij te kampen met een falende nier. Twintig jaar geleden gebeurde dat voor het eerst, kort voordat zijn vader zich terugtrok uit het bedrijf. Jan stond een jaar lang op een streng dieet met hoofdzakelijk rijst, daarna onderging hij buikspoelingen. Hij bleef doorwerken. In 1999 was zijn gezondheid zo verslechterd, dat transplantatie noodzakelijk was. Zijn vader stond een nier voor hem af. Jan herstelde snel en voelde zich beter dan hij zich kon kon herinneren; hij had zijn aftakeling niet echt gemerkt.
Hij ging weer hardlopen en deed in 2004 mee aan de marathon van Rotterdam. Zijn tijd was 3 uur, 3 minuten en 49 seconden. Zijn doel was om later dat jaar in Amsterdam binnen de drie uur te blijven. Tot zijn ongenoegen deed hij er 42 seconden langer over.
Inmiddels kreeg zijn bedrijf het moeilijk. Wetten en regels werden steeds strenger. De volle mestputten waren het grootste probleem. De afvoer kostte handenvol geld. Jan was lid geworden van een vereniging die van de mest biogas wilde maken. Maar nu, tien jaar later, is dat nog altijd niet gelukt. De overheid steunde het plan alleen in woorden, vond Jan, in de praktijk mocht er niets. Hij zag dat het op den duur mis zou gaan met zijn bedrijf en hij vond niet erg dat geen van zijn zonen ambitie had om de familietraditie voort te zetten.
Ria was ondertussen een eigen bedrijf begonnen, zorgboerderij 'De Ontmoeting'. Een van de varkens werd in de wei gelaten, en verder was er kleinvee en een moestuin voor de zorgklanten. Op de deel werd een kantine gebouwd, waar ze met slecht weer binnen bezig konden zijn.
Hij was geen prater, hij luisterde liever en stelde vragen. Dat deed hij ook met zijn kinderen. Met vragen leidde hij hen tot het inzicht wat de gevolgen konden zijn van hun daden. Verbieden deed hij niet.
Buiten gezin en bedrijf had hij niet veel. In zijn jonge jaren voetbalde hij op zaterdagmiddag. Na de wedstrijd moest hij altijd snel naar huis om de varkens te voeren. De 'derde helft' met een biertje miste hij.
Tussen de bedrijven door ging hij hardlopen. Dan genoot hij van het landschap waar hij zich thuisvoelde, met de boerenpercelen die beschut liggen tussen bosjes en houtwallen. Op een cursus Frans leerde hij een andere hardloper kennen en liet zich overhalen om in groepsverband te gaan lopen. Jan werd een fanatieke renner. Zijn clubgenoten leerden vooral zijn achterkant kennen, want hij liep meestal voorop in zijn karakteristieke huppelpas.
Twee keer had hij te kampen met een falende nier. Twintig jaar geleden gebeurde dat voor het eerst, kort voordat zijn vader zich terugtrok uit het bedrijf. Jan stond een jaar lang op een streng dieet met hoofdzakelijk rijst, daarna onderging hij buikspoelingen. Hij bleef doorwerken. In 1999 was zijn gezondheid zo verslechterd, dat transplantatie noodzakelijk was. Zijn vader stond een nier voor hem af. Jan herstelde snel en voelde zich beter dan hij zich kon kon herinneren; hij had zijn aftakeling niet echt gemerkt.
Hij ging weer hardlopen en deed in 2004 mee aan de marathon van Rotterdam. Zijn tijd was 3 uur, 3 minuten en 49 seconden. Zijn doel was om later dat jaar in Amsterdam binnen de drie uur te blijven. Tot zijn ongenoegen deed hij er 42 seconden langer over.
Inmiddels kreeg zijn bedrijf het moeilijk. Wetten en regels werden steeds strenger. De volle mestputten waren het grootste probleem. De afvoer kostte handenvol geld. Jan was lid geworden van een vereniging die van de mest biogas wilde maken. Maar nu, tien jaar later, is dat nog altijd niet gelukt. De overheid steunde het plan alleen in woorden, vond Jan, in de praktijk mocht er niets. Hij zag dat het op den duur mis zou gaan met zijn bedrijf en hij vond niet erg dat geen van zijn zonen ambitie had om de familietraditie voort te zetten.
Ria was ondertussen een eigen bedrijf begonnen, zorgboerderij 'De Ontmoeting'. Een van de varkens werd in de wei gelaten, en verder was er kleinvee en een moestuin voor de zorgklanten. Op de deel werd een kantine gebouwd, waar ze met slecht weer binnen bezig konden zijn.
Zijn vierde zoon
Jan bemoeide zich er
zakelijk niet mee, wel kwam hij graag 's morgens koffie drinken in de kantine.
Met de eerste deelnemer had hij een bijzondere band, Albert, een man met het
syndroom van Down, die hij als zijn vierde zoon ging zien. Ze hadden plezier
als ze samen stront schepten of varkens wasten.
De nierproblemen staken de kop weer op, en deze keer was het Ria die hem in 2008 een nier gaf. Opnieuw ging hij weer snel aan het werk. Met hardlopen moest hij weer van nul af aan beginnen. Vorig jaar liep hij de moeder van de marathons, die van Athene in 3 uur 28 minuten en 24 seconden; hij was negentiende in zijn leeftijdscategorie.
Dit jaar voelde hij zich niet fit. In maart liep hij nog een halve marathon in Venlo, later ging ook dat niet meer. Hij bleek slokdarmkanker te hebben. In juni werd duidelijk dat hij dat niet zou overleven. Zoals altijd legde hij zich neer bij het onvermijdelijke. Hij concentreerde zich op het heden. Hij hield zijn humor. Tegen Ria en de kinderen trok hij een vies gezicht. "Jullie stinken naar varkens", zei hij.
Jan zat op mooie dagen onder de fruitbomen te praten met mensen die afscheid kwamen nemen. Het bezoek was soms terneergeslagen, Jan niet. Ria had wel een briefje op de deur willen plakken met de boodschap 'Doe maar gewoon gezellig hoor'.
Jan genoot van zijn laatste weken. "Als ik had moeten stoppen met het bedrijf en in een rijtjeshuis had moeten wonen, dan was dat veel erger geweest."
Jan Bernard Wevers werd geboren op 18 februari 1959 in Winterswijk. Hij stierf op 14 augustus 2015 in Aalten.
Jan Wevers. Hij was geen prater. Hij luisterde liever en stelde vragen (bron: Dagblad Trouw 31 augustus 2015).
De nierproblemen staken de kop weer op, en deze keer was het Ria die hem in 2008 een nier gaf. Opnieuw ging hij weer snel aan het werk. Met hardlopen moest hij weer van nul af aan beginnen. Vorig jaar liep hij de moeder van de marathons, die van Athene in 3 uur 28 minuten en 24 seconden; hij was negentiende in zijn leeftijdscategorie.
Dit jaar voelde hij zich niet fit. In maart liep hij nog een halve marathon in Venlo, later ging ook dat niet meer. Hij bleek slokdarmkanker te hebben. In juni werd duidelijk dat hij dat niet zou overleven. Zoals altijd legde hij zich neer bij het onvermijdelijke. Hij concentreerde zich op het heden. Hij hield zijn humor. Tegen Ria en de kinderen trok hij een vies gezicht. "Jullie stinken naar varkens", zei hij.
Jan zat op mooie dagen onder de fruitbomen te praten met mensen die afscheid kwamen nemen. Het bezoek was soms terneergeslagen, Jan niet. Ria had wel een briefje op de deur willen plakken met de boodschap 'Doe maar gewoon gezellig hoor'.
Jan genoot van zijn laatste weken. "Als ik had moeten stoppen met het bedrijf en in een rijtjeshuis had moeten wonen, dan was dat veel erger geweest."
Jan Bernard Wevers werd geboren op 18 februari 1959 in Winterswijk. Hij stierf op 14 augustus 2015 in Aalten.
Jan Wevers. Hij was geen prater. Hij luisterde liever en stelde vragen (bron: Dagblad Trouw 31 augustus 2015).
5 opmerkingen:
Mooi!!
Prachtig
Daar word je stil van!
Mooi, prachtig en daar wordt je echt stil van.
Kort, krachtig......prachtig.
Een reactie posten