Het is maandagochtend 24
november en ik ontwaak na het weekend van de laatste Boekeldercross. Bij mijn
ochtendritueel hoort ook het lezen van het nieuwste artikel op de website van
Geert Wevers, en ik ben dan ook verheugd wanneer ik “verslag van de Boekeldercross”
zie staan. Al bij de eerste regels herken ik de stijl van Frank Roos. Het moet
gezegd: Frank is een alleraardigste chroniqueur. Zijn stukjes getuigen van een
vlotte pen en zijn niet gespeend van enige humor en kleurrijk taalgebruik. Het
enige kritiekpuntje – al mag het misschien geen kritiek heten – is dat de
stukjes gekleurd worden door de roze Ava-bril. Een ander zou wellicht zeggen
dat de beste man Ava-oogkleppen opheeft, maar dat zou ik dan zeker niet zo
willen formuleren.
Zo worden in dit laatste
stukje de prestaties van de niet-Ava-leden totaal niet genoemd. Er is geen
aandacht voor de vele podiumplekken van onze Duitse vrienden, en ik vind geen
enkele verwijzing naar de lopers die vier keer de lange reis van buiten de Achterhoek
hebben gemaakt, zoals bijvoorbeeld Frank van der Wal, die maar liefst acht keer
de pont over de Neder-Rijn heeft genomen om vanuit Doornenburg naar Dale te
komen.
En ja, ik spreek ook vanuit
eigenbelang. Ik weet dat op het toetsenbord van Frank de backspace automatisch
in actie komt wanneer hij het woord “Monasso” probeert te typen, maar na vier
jaar hoopte ik dan toch van “net niet” naar “eerste plek bij de M50” een
vermelding te krijgen. Het zat er helaas weer niet in, dus moet ik de slingers
maar weer zelf ophangen.
Enfin, dit stukje is op
verzoek van Geert. De goedlachse hardloper en beheerder van de grootste
regionale hardloopsite van Oost-Nederland vroeg me of ik een verslag wilde
schrijven over de Boekeldercross 2025. Ik neem aan dat hij dat vanuit mijn
perspectief als deelnemer bedoelt.
Vorig jaar werd ik tweede in
het eindklassement, ruim achter Roland Saalmink, en mijn doel was dit jaar om
in elk geval het gat in tijd zo veel mogelijk te dichten. Maar in deze tijd van
Strava werd al snel duidelijk dat Roland dit jaar bijzonder weinig meters in de
benen had, en zijn niet onbescheiden ego kennende, zag ik hem eigenlijk dit
jaar helemaal niet lopen. Het is immers: voor de eerste plek of helemaal niet.
Maar mijzelf zat het ook niet
mee. Een weekje voor de eerste cross tuimelde mijn VO2max naar beneden. Een
latent griepje had zich van mij meester gemaakt en daarnaast hadden de
weergoden besloten het traject om te toveren tot een dramatische modderbaan. Een
echte crosser gaat dan voor de spikes, maar de hoeveelheid asfalt is dusdanig
dat daar een nieuwe weg door de Amazone mee kan worden aangelegd.
Toch besloot ik op een keurige
pace van 4 minuten per kilometer weg te gaan en bij de eerste slootkant lukte
dat ook heel aardig. Het eerste 90-gradenbochtje ging ook prima, maar toen ging
het mis. De loper voor mij gleed bij het aanzetten uit en omdat ik moest
ontwijken, volgde ik zijn tuimeling. Snel weer opstaan en doorgaan, maar de
eerder gevallen loper voor mij ging na 10 meter weer onderuit. Daarbij sloeg
een rozenstruiktak in mijn gezicht, en toen was het duidelijk: deze eerste
cross was meer dan hardlopen; dit was een gevecht om te overleven. Het tempo
werd gedrukt, want het was geen gevecht meer om een goede tijd, maar vooral om
overeind te blijven. De weg naar de Grevinkweg was lang, maar het asfalt
lonkte. Eindelijk weer tempo, maar dat duurde niet lang, want dan komt de
Gesinkbult. Hartslag in het rood en doorbijten. Eenmaal deze lelijke pukkel
bedwongen, mag je even onverhard naar beneden lopen. Een stukje door de bosjes,
door een oude drooggevallen sloot, alleen had moeder natuur besloten deze weer
als beekbedding in gebruik te nemen. Tweehonderd meter dwars door bijna
kniediep water, alvorens we via het trapje weer naar hoger gelegen gebied
konden. Dat leek ideaal, maar het volgende haakse bochtje kwam er alweer aan.
In slakkentempo genomen, waarbij ik door Roel Rusink, die beter schoeisel
aanhad, weer gepasseerd werd.
De Welinkweg lonkte als een
oase voor een dorstige reiziger in de woestijn. Een stukje asfalt, bult af.
Maar omdat nieuwe eigenaren de wandelvrienden niet gunstig gezind zijn, moesten
ook dit jaar de hardlopers er aan geloven: een nieuw stukje traject over een
braakliggende akker. Zwaarder dan het vroegere alternatief en als extraatje een
talud af, waarbij de oudere loper wel een leuninkje had kunnen gebruiken.
Eenmaal de Romiendiek overgestoken, lonkte de finish. Maar voor we weer in de
bedroom eyes van Marco mochten kijken, ging het laatste stuk dwars door de
Flanders Fields. Enkeldiepe modder die alle illusie van snelheid uit het toch
al gekrenkte ego sloegen.
De uiteindelijke tijd is niet
het vermelden waard, maar iedereen die de eerste heeft meegelopen, is het
erover eens dat dit de meest heroïsche editie ooit was. En nee, dat heb ik niet
zelf bedacht; ik hoorde het Jan te Brake zachtjes fluisteren toen hij uitgeput
over de dranghekken hing. De andere drie waren hierna
niet meer het noemen waard. Ja, ik werd uiteindelijk eerste in mijn
leeftijdscategorie. Daarom schreef ik dit stukje, maar uiteindelijk telde
vooral de eerste.
Hans Monasso
Geen opmerkingen:
Een reactie posten