dinsdag 3 november 2020

Column: Erwin’s zin en onzin - deel 225

De excuses van een wijndrinker

Deze website gaat volledig tegen de stroom in. Waar het  huidige echte leven zo oppervlakkig is als de songteksten van Wolter Kroes, bereikt dit blog een niveau van ongekende hoogte. Dag-in-dag-uit is het smullen. Worden we niet geconfronteerd met de gruwelijke gevolgen van overdadige suikerconsumptie, dan lezen we wel over de ontelbare voordelen van hardlopende collega’s. Een goede vochthuishouding, het genot van naadloze sportsokken en de do’s and don’ts van intervaltraining. Waar dit blog tot voor kort een groot poesiealbum-gehalte had, is het nu een doorgeefluik voor de baanbrekende wetenschap. Om ook de boerenkinkels - kortweg het overgrote deel van de websitebezoekers - te bedienen, kom ik de komende weken met een lijstje, want daar is de gewone man dol op. Ik duik in al het prachtigs wat dit enerverende hardloopjaar mij gebracht heeft. Stoelriemen vast.

Jerrel heeft gisterenavond weer gekotst. Dat is vaste prik als hij zich tegoed heeft gedaan aan twee flessen rode wijn. Nu ben ik zelf ook niet in topvorm, dus echt heel slecht komt zijn gemoedstoestand mij niet uit. We staan op het punt om onze virtuele Gerard Tebrokeloop te volbrengen. Niet dat we staan te springen, maar het initiatief dragen wij een warm hart toe. We nemen onszelf voor om het lekker rustig aan te gaan doen, minuutje of 25. Na dertig meter kunnen de plannen al de prullenbak in. Jerrel trapt, zoals ik al had verwacht, het gaspedaal in. Ik kan hem wel schieten op zulke momenten, iedere keer hetzelfde gesodemieter.

Na anderhalve kilometer verlies ik de aansluiting en heeft het er alle schijn van dat Jerrel mij wil lozen, nadrukkelijk tegen de afspraken in. Een kilometer later zijn de rollen omgedraaid. Meneertje heeft last van zijn rug. De goedkope druivendrank begint op te spelen, maar hij gooit het op zijn pijnlijke rug. Heel irritant, hij heeft nooit last van zijn rug. Wat wel prettig is; ik ben ineens de bovenliggende partij. Hoe zwaarder hij het krijgt, hoe beter ik mij voel. Natuurlijk moedig ik hem aan en veins ik medelijden, maar uiteraard lach ik mij in het vuistje. Ik hoop dat hij zo moet wandelen, de ultieme vernedering, maar zo ver laat hij het niet komen. In de slotkilometer geef ik nog even gas en neem wat afstand. Na dik 21 minuten zit het erop. Met mijn handen over elkaar en zonder te hijgen wacht ik op mijn medeloper. Jerrels horloge is halverwege ook nog eens uitgevallen. “Ach, ik geef gewoon door dat we samen zijn gefinisht, maakt toch niet uit dat je in werkelijkheid dertig seconden achter mij liep, je hebt toch je best gedaan”, zeg ik terwijl ik probeer om de cynische ondertoon te onderdrukken. Samen, Jerrel met zure oprispingen en ik met een door enthousiasme vervulde geest, keren wij terug naar onze uitvalsbasis. Ik neem een stevige bak koffie, Jerrel een glaasje rood.

Geen opmerkingen: