Je hebt het pas echt goed gedaan als je alle energie hebt ingezet en niets ongebruikt raakt |
Bij het lopen van een
wedstrijd worden dan ook heel wat fouten gemaakt. Probeer deze in ieder geval
te vermijden (ook van toepassing op de wat ervarener wedstrijdloper).
Wat heb je nodig tijdens het
rennen? Juist; een onbeperkte energievoorraad. En om dat te bereiken, grijpen
veel lopers naar de fel gekleurde drankjes en ‘zorgvuldig’ samengestelde repen.
Met als gevolg dat ze bij het startschot misselijk zijn van de suikers en hun
maag nog bomvol zit, waardoor ze de hele wedstrijd geplaagd worden door steek
in de zij.
Nergens voor nodig (tenzij je
echt lange wedstrijden als de marathon rent)! Neem s’ochtends gewoon een extra
banaan en de avond ervoor een goed bord pasta. Genoeg water, thee en koffie
(voor wat cafeïne-doping) doen de rest. Eet een paar uur voor de wedstrijd
sowieso niets meer, want je wilt niet dat al dat eten klem zit.
‘Nee, ik ga niet inlopen, want
ik word straks toch wel warm en anders verspil ik alleen maar energie.’ Dit
argument wordt vaak gebruikt bij de wat langere lopen van 10 a 15 kilometer.
Maar dit is echt niet verstandig. Inlopen is altijd goed. Je zet de motor
namelijk alvast een keer goed aan en zorgt dat alle spieren warm en
wedstrijdklaar zijn. Daarmee kun je een hoger tempo aan en verminder je de kans
op blessures. En van het beetje energie dat het kost, ga je echt niet minder
goed rennen. Wat wil een hardloopmens nog meer!
Het is een adagium wat tegen
elke loper wordt gezegd: start niet te snel, want je hebt nog een hele
wedstrijd voor de boeg. En toch is het een valkuil waar vele lopers inrennen
(ondergetekende incluis). Je bent zenuwachtig, staat tussen allemaal snelle lopers
en de adrenaline giert door je keel. Geen wonder dat je uit het startvak knalt
en de eerste 1500 meter in recordtijd aflegt. Alleen haalt daarna in eenzelfde
recordtijd de man met de hamer je keihard in. Voor elke seconde die je harder
liep dan je schema, lever je er vervolgens vier in. Zeg maar dag tegen die
toptijd.
Om bovenstaande hel te
voorkomen start een ander deel van het wedstrijdvolk juist te langzaam. Onder
het mom van je race goed indelen en sterk eindigen heb je na 2 kilometer al een
flinke achterstand op je gewenste eindtijd. En dat maakt vrijwel niemand meer
goed. Het probleem is dat je toch wel moe wordt en je nu tussen zulke langzame
slakken (voor jouw doen dan) loopt dat je je aan niemand kunt optrekken.
Nooit staat er iemand langs de
kant als je je rondjes afdraait in het bos of park. Maar bij deze eerste
wedstrijd is opeens de hele familie uitgerukt met spandoeken en al. Dat is een
hele eer en maakt extra zenuwachtig. Natuurlijk is het superleuk dat je wordt
toegejuicht, maar dat betekent niet dat je tijdens de wedstrijd moet stoppen om
even met ze te kletsen. Even kort zwaaien en een stralende lach is meer dan
voldoende. Napraten doe je als je je medaille om je nek hebt hangen.
Een wedstrijd is niet volledig
zonder een goede eindsprint en theatraal kapot over de finish vallen. Doe dit
vooral. Het maakt de ervaring uniek en geeft je familie iets om je in lengte
van dagen mee te plagen. En zo’n laatste versnelling mag best een stuk voor de
finish worden ingezet. Je bent er immers bijna en kunt de stal al ruiken. Je
hebt het pas echt goed gedaan als je alle energie hebt ingezet en niets
ongebruikt raakt. Bij de finish krijg je vast een (nu wel) nuttig sportdrankje.
Heb je meteen energie om even uit te lopen. Kijk, zo kom je ook de volgende dag
je bed uit zonder gillende spierpijn. (bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten