zondag 12 juli 2020

Vijf redenen om te trainen met een hartslagmeter

Na een paar weken gericht trainen met een hartslagmeter blijkt het erg leerzaam
Trainen met een hartslagmeter: 5 redenen om het te doen

1. Je traint niet te voorzichtig
Ik ben een luie loper. Het liefst kijk ik alle dagen vogels. Met een hartslagmeter moet ik aan de bak en dat is wennen, maar ik word er wel sneller van. En het blijkt dat mijn gevoel me vaak in de steek laat. Soms voel ik me duf en sloom, maar kan ik gewoon hardlopen. Na tien minuten ‘afzien’ loopt het prima en moet ik vaak toegeven dat mijn hartslagmeter beter in de smiezen had dat ik best wat harder kon dan ik.

2. Je traint niet te hard
Andere dagen word ik juist teruggefloten door mijn hartslagmeter. Na een volle dag begin ik te lopen met een vol hoofd en wil ik lekker doorlopen. Mijn hartslagmeter fluit me dan terug en laat me rustiger lopen.

Het kost me ongeveer een maand om aan te voelen welke hartslag ik heb. Ik maak er een spelletje van om te voorspellen wat mijn hartslag is, vóór ik op mijn meter kijk. Meestal zit ik er niet meer dan twee slagen naast, dus de hartslagmeter lijkt alweer bijna overbodig, omdat ik wéét wat mijn hartslag is.

Of een training te hard is of te voorzichtig, hangt natuurlijk af van de doelstelling. Voor een goede basis loop ik veel kilometers in hartslagzone duur 2 (D2). Bij die hartslag bouw je snel conditie op, val je wat kilo’s af én weet je zeker dat je niet overdrijft.

In de basis is het eenvoudig. Als je in de eerste plaats loopt voor een goede conditie en een goed humeur, dan is hartslagzone D2 goud waard. 2 x D2 en 1 x per week vogels kijken is een goed onderhoudsschema. En dan kun je af toe D3 lopen of AT+ (je omslagpunt, daarover later meer).

3. Je ziet of je vooruit gaat
Of je nu een PR wil lopen, wil afvallen of conditie wil verbeteren, het komt allemaal op hetzelfde neer; je wil harder lopen met dezelfde hartslag.

Na een paar weken gericht trainen met een hartslagmeter blijkt het erg leerzaam. Je maakt inzichtelijk of je vooruit gaat. Dat is mooi: om van je eigen lichaam te leren of je trainingen aanslaan. Met duizend verschillende meningen over goed trainen, geeft het vertrouwen om van je eigen lijf terug te krijgen of je goed bezig bent.

En als je ziet dat je harder loopt met dezelfde hartslag, is dat weer motiverend. Loop je helemaal niet harder na een paar weken? Dan kun je wat dingen aanpassen in je schema.

4. Je loopt een PR
Of je wil of niet: door gericht te trainen ga je op verschillende afstanden een PR (persoonlijk record) lopen. Tijdens mijn training voor een marathon verbeterde ik nota bene ook mijn PR op de 10 kilometer. En dat hebben bosjes lopers.

Waarschuwing: door af en toe een PR te lopen worden tijden stiekem belangrijker voor je. Maar dat hoeven je loopmaatjes natuurlijk niet te weten. Wel verstandig om te oefenen voor de spiegel om met een stalen gezicht te zeggen: ik vind tijden helemaal niet belangrijk, ik loop voor mijn plezier.

5. Je ziet of je goed herstelt
Je hartslagmeter is niet alleen een barometer tijdens het lopen, maar ook in rust is het een handig instrument. Door iedere dag even te gaan zitten met een hartslagmeter om – gewoon op de bank, op een vast moment – en je laagste hartslag op te schrijven, zie je of je goed herstelt. Zakt je hartslag? Dan ben je goed hersteld en ga je vooruit. Stijgt je hartslag? Dan is het tijd voor wat meer rust.

Leuk en aardig, maar hoe weet je wat je hartslagzones zijn?
Om je hartslagzones nauwkeurig te weten moet je weten wat je omslagpunt is. Werk niet met standaardformules zoals 220 minus je leeftijd, want dat is echt flauwekul. Er zijn verschillende manieren om je omslagpunt (gratis) vast te stellen. (bron)

Geen opmerkingen: