Een diepgewortelde liefde voor de winterbosloop van Beek |
Er zijn van die wedstrijden die een bijzondere
aantrekkingskracht hebben. Om wat voor reden dan ook heb je de behoefte om hier
jaarlijks naar terug te keren. Ik heb dat in extreme mate met de winterboslopen
in Beek. Bijzonder in al zijn eenvoud. Een loopje zonder poespas.
Sinds mensheugenis worden de wedstrijden in Beek gehouden op de laatste zondagen van januari en de eerste van februari. Het kan maar zo zijn dat deze wedstrijden al sinds 1847 gehouden worden, niemand schijnt het te weten maar zo’n sfeertje hangt er wel. Je waant je even terug in de tijd. Je moet heel sterk in je schoenen staan wil je niet worden overmeesterd door een suikerzoet gevoel van nostalgie. Alles ademt hier traditie. Het begint al aan de inschrijftafel. Ieder jaar weer diezelfde koppen. Je raakt aan de praat met die man waar je de afgelopen vier jaar ook mee aan de babbel bent geraakt, en verrek, nog steeds weet je zijn naam niet. Nog pratend met de bekende vreemdeling beland je in een meters lange rij in het etablissement. Het restaurantje is overgenomen door koffiedrinkende hardlopers. Uiteraard is dit bakkie voorzien van een hazelnootchocolaatje, voor velen de enige reden om een koffie te bestellen. Terwijl je geduldig staat te wachten met je inschrijfformuliertje, word je begroet door… ach wat was haar naam ook alweer?
Sinds mensheugenis worden de wedstrijden in Beek gehouden op de laatste zondagen van januari en de eerste van februari. Het kan maar zo zijn dat deze wedstrijden al sinds 1847 gehouden worden, niemand schijnt het te weten maar zo’n sfeertje hangt er wel. Je waant je even terug in de tijd. Je moet heel sterk in je schoenen staan wil je niet worden overmeesterd door een suikerzoet gevoel van nostalgie. Alles ademt hier traditie. Het begint al aan de inschrijftafel. Ieder jaar weer diezelfde koppen. Je raakt aan de praat met die man waar je de afgelopen vier jaar ook mee aan de babbel bent geraakt, en verrek, nog steeds weet je zijn naam niet. Nog pratend met de bekende vreemdeling beland je in een meters lange rij in het etablissement. Het restaurantje is overgenomen door koffiedrinkende hardlopers. Uiteraard is dit bakkie voorzien van een hazelnootchocolaatje, voor velen de enige reden om een koffie te bestellen. Terwijl je geduldig staat te wachten met je inschrijfformuliertje, word je begroet door… ach wat was haar naam ook alweer?
Het omkleden is zo mogelijk nog kenmerkender. Midden in bos
mogen de atleten gebruik maken van een tentje, dat moet doorgaan als
kleedruimte. Bij binnenkomst word je bedwelm door een scherpe mengelmoes van
tijgerbalsem, zweet en overrijpe bananen. Het straalkacheltje brengt de tent op
temperatuur, een graad of 34. Je manoeuvreert je als een volleerd balletdanser door
alle jassen, tassen en uitgestoken benen, op zoek naar een plaatsje. De in
veiligheidshesjes gehulde vrijwilligers staan glimlachend langs het parcours.
Het zijn vrijwilligers zoals ze bedoeld zijn. Redelijk op leeftijd, een
gezellig buikje een snel opschuivende haargrens en, dit kan ook aan mijn
verbeelding liggen, altijd een blik in de ogen dat een verlangen naar koffie
uitstraalt. Je kent ze wel. Dit zijn ook die types die zich bekommeren over het
lokale schaatsbaantje en die op vroege maandagmorgens de kleedkamers van de
plaatselijke voetbalclub moddervrij maken. Fijne gasten.
Onmisbaar in Beek is de gewoonte om tijdens de warming-up minstens één keer te mekkeren over de beklimming. “Pfoe, ik krijg al pijn in mijn benen als ik eraan denk.” en “Waar ben ik aan begonnen, ik had beter in mijn bed kunnen blijven liggen. Haha.” zijn inmiddels klassiekers. Als je voor het eerst in Beek loopt, krijg je na deze waterval aan klachten, het gevoel alsof je de Mont Ventoux moet bestijgen. Ik heb wel eens het vermoeden dat het niet gaat om het klagen, maar om het oproepen van het ‘Beek-gevoel’. Het hoort erbij. Het is net als dat gesprekje met de kapper over het slechte weer. Van die gewoontes die er door de jaren heen ongemerkt zijn ingeslopen.
Onmisbaar in Beek is de gewoonte om tijdens de warming-up minstens één keer te mekkeren over de beklimming. “Pfoe, ik krijg al pijn in mijn benen als ik eraan denk.” en “Waar ben ik aan begonnen, ik had beter in mijn bed kunnen blijven liggen. Haha.” zijn inmiddels klassiekers. Als je voor het eerst in Beek loopt, krijg je na deze waterval aan klachten, het gevoel alsof je de Mont Ventoux moet bestijgen. Ik heb wel eens het vermoeden dat het niet gaat om het klagen, maar om het oproepen van het ‘Beek-gevoel’. Het hoort erbij. Het is net als dat gesprekje met de kapper over het slechte weer. Van die gewoontes die er door de jaren heen ongemerkt zijn ingeslopen.
Na afloop van de wedstrijd is er altijd het warme onthaal door
‘ome Benno’. De Achterhoekse troeteljournalist voorziet vanuit zijn sleurhut
het publiek, dat vaak op twee handen te tellen valt, van commentaar. Diep in
zijn Noorse kabeltrui gedoken en met samengeknepen oogjes observeert hij de
gehele gang van zaken. Een vakman van het hoogste niveau.
Aankomende zondag trek ik mijn hardloopschoenen aan om twee keer de bult omhoog te knallen. Ik kan niet wachten maar phoe, ik krijg al pijn in mijn benen als ik eraan denk.
Aankomende zondag trek ik mijn hardloopschoenen aan om twee keer de bult omhoog te knallen. Ik kan niet wachten maar phoe, ik krijg al pijn in mijn benen als ik eraan denk.
3 opmerkingen:
2 keer maar? Watje!
Weer een briljant verhaal en leuk om te lezen.
Geweldig verhaaltje klopt ook eigenlijk wel leuke loop,als je dat verrekte klimmetje overslaat; doe volgend jaar weer mee helaas a.s zondag 07.02.16 loop ik in apeldoorn
Een reactie posten