Fartlek, oftewel spelen met loopritme, snelheid en tempo |
Tot in 1958 propageerde Holmér als Zweedse bondscoach fartlek
als vast trainingsonderdeel voor de toplopers in zijn land. Holmér zag het
fartlek als een methode om zijn lopers meer vrijheid te geven op een wijze
zoals ze in hun kindertijd al spelend bezig waren.
Door de hotelhouder Gösta Olander werd deze trainingswijze
met als leuze 'terug naar de natuur' in het plaatsje Volodalen (N-Zweden)
verder uitgewerkt en toegepast. Vele binnenlandse en buitenlandse toppers
kwamen bij hem op bezoek om het 'fartlek' uit te proberen. Olander propageerde
tevens het lopen over weke, meegevende grond, modder, veengronden, mos e.d.,
waarbij hij in de winter door de diepe sneeuw liet lopen om de knieën
automatisch omhoog te krijgen.
De twee voornaamste voorwaarden waaraan het oorspronkelijke
vaartspel behoorde te voldoen waren:
1. Er wordt in een natuurlijke omgeving gelopen. In hoeverre
er gebruik wordt gemaakt van heuvels, bossen, veldwegen, mul zand, sneeuw e.d.
is afhankelijk van de trainingsperiode waarin we ons bevinden en voor welke
afstand we ons voorbereiden.
2. De lengte van de snellere en rustige gedeeltes en de wijze
waarop deze worden gelopen worden door de loper bepaald, geheel volgens zijn
eigen gevoelens. Er vindt een constante afwisseling plaats van langzaam, vlot,
gemiddeld, snel, rustig en ook hard looptempo, zelfs in combinatie met
wandelpas en marstempo's. Steeds aangepast aan de schoonheid van de omgeving.
Een positief effect op de gemoedsstemming van de loper staat voorop.
Het fartlek zoals door Gosta Olander te Volodalen werd
toegepast bestond onder andere uit het afleggen van 1, 2, 3 of 4 keer van een
parkoers van 5 km. Dit ging over bospaden, langs een rivier en een klein meer,
met lichte en sterke hellingen en gedeeltelijk over zachte, sterk verende
mosgrond. Het kon bijvoorbeeld bestaan uit licht inlopen over 5 - 10 min. als
warming-up. Een pittige gelijkmatig duurtempo over 1 à 2 km. Een flink
wandeltempo over 5 min. Gelijkmatig draven afgewisseld met korte versnellingen (50-60m)
tot je enige vermoeidheid gewaar werd. Daarna weer licht draven met 4 à 5 tempo
verhogingen (net als plotseling aanzetten in een wedstrijd, indien het om een
baanloper ging). Dan weer een minuut snel heuvel op. De loper moest voor ogen
houden dat hij zich nooit te vermoeid ging voelen, maar gedurende de hele
training vol enthousiasme bezig kon blijven.
Tegenwoordig wordt het vaartspel ook met de meer gerichtere
trainingsvormen vermengd. Loopscholing, snelle intervaltraining, snelheids- en
sprongkrachttraining, duurkrachtvormen worden steeds meer waar nodig
toegevoegd. Ook mentale trainingsvormen worden ingelast, zoals bijvoorbeeld het
imiteren van het lopen met tegenstanders.
Voordelen van het vaartspel zijn:
- Het ontwikkelt de onafhankelijkheid van de loper.
- Terwijl de loper zich fysiek ontwikkeld wordt hij gunstig
psychisch beïnvloed.
- Vaartspel is toepasbaar voor lopers op alle afstanden (van
100m tot 100km lopers) en alle niveaus.
- De toepassing van vaartspel op zachtere ondergrond en/of
heuvelachtig terrein zorgt dat we de ontwikkeling van de beenspieren niet
vergeten (die moeten uiteindelijk de weelde van het lopers bestaan kunnen
dragen).
Er kunnen ook nadelen aan verbonden zijn zoals:
- Onvoldoende invloed op het tempogevoel.
- Te weinig contact tussen trainer (indien deze niet in het
terrein aanwezig is) en loper
- De training wordt niet exact genoeg gedoseerd.
- Bij midden afstand lopers bestaat de kans op te weinig
ontwikkeling van de absolute snelheid.
Zatopek stelde reeds: Het is de mooiste manier van trainen
die ik ken, maar de gevoelens zouden de bovenhand kunnen nemen op het verstand.
Al deze nadelen zijn te ondervangen door voldoende inzicht en ervaring.
Aanpassingen
Een groot gedeelte van Nederland bestaat uit terrein, wegen
en paden die ogenschijnlijk weinig variatie bieden. Zo zijn heuvels zoals in
bovenstaande voorbeelden worden gebruikt in ons vlakke land op vele plaatsen
niet beschikbaar. Toch kan al gauw met enige fantasie in vrijwel iedere
omgeving het fartlek worden toegepast.
Zo kun je in ons 'winderige' landje vrijwel altijd
(vaart)spelen met de wind. Lange stukken in een tempo tegen de wind in lopen
kan er oorzaak van zijn dat we op den duur een minder soepele looppas krijgen.
Als we in vaartspelvorm de wind gaan gebruiken zullen we op een betere manier
onze loopvaardigheden kunnen ontwikkelen. Het heuvel op en aflopen kunnen we
vervangen door tegen de wind in en met de wind mee te lopen. De sterkte van de
wind bepaald mede hoe lang de intervallen zullen zijn.
Juist door het fartlek zal de loper zijn fantasie meer gaan
gebruiken en zal hij met meer plezier zijn loopprogramma afwerken. Veel looptrainingen
die ik alleen doe, doe ik in de vorm van een vaartspel. Vroeger als
wedstrijdloper imiteerde ik dan ook tactische momenten uit wedstrijden.
Tegenwoordig gebruik ik het fartlek uitsluitend als middel om mezelf zo vrij
mogelijk door de natuur te bewegen en imiteer ik hooguit een hert dat door het
terrein zwerft (bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten