Trainen helpt en je kunt binnen een paar maanden al een enorme progressie bereiken |
Maar hoeveel tijd kost het om je lichaam helemaal in de wedstrijd-modus te krijgen? En welke factoren zijn daarbij het belangrijkst? Om hier (een handzaam) overzicht over te krijgen, vlooiden wetenschappers van practically science een hele lading aan bestaand onderzoek na (mijn eigen atletiektrainer attendeerde me hierop). Hun conclusie: je lichaam heeft ongeveer drie maanden nodig om helemaal klaar te zijn voor een belangrijke wedstrijd.
En daarbij spelen drie
factoren, die we zoveel mogelijk gefilterd hebben van onbegrijpelijke woorden.
1. De maximale opname van
zuurstof
Hoe meer zuurstof je longen in
samenwerking met je hart in je spieren weet te pompen, des te beter jouw
prestatie. Daarbij zijn twee zaken belangrijk. De eerste is de slagkracht van
je hart. Want hoe krachtiger en harder je hard pompt, des te meer zuurstof er
getransporteert wordt. Het tweede is de mate waarin een spier in staat is
zoveel mogelijk zuurstof op te nemen uit dat rondgepompte zuurstofrijke bloed.
Wat blijkt. De eerste maand
van training wordt vooral ‘winst’
geboekt doordat je spieren dankzij extra training meer zuurstof weten op
te nemen. Maar na een maand, wordt de rest van de winst vooral bij de
slagkracht van het hart behaald. Die zorgt uiteindelijk voor zo’n 75 procent van
de behaalde extra opname van zuurstof.
2. Hoeveel melkzuur kun je
aan?
Het zuur in je benen hebben.
Elke hardloper weet wat we daarmee bedoelen. Verzuurde benen, betekent dag
zeggen tegen je toptijd. Gelukkig is de hoeveelheid melkzuur die je aanmaakt (
ook wel lactaat genoemd) goed trainbaar. Ook hier kun je een maximaal resultaat
in een maand of 2-3 verkrijgen. Dit doe je vooral met trainingen die gericht
zijn op het uithoudingsvermogen, duurtrainingen dus.
Want dan heb je deze dingen
bereikt:
- Je krijgt meer van een
bepaald enzym (het mitochrondial enzym, sorry toch een moeilijk woord), wat
zorgt voor minder aanmaak van melkzuur.
- Je haalt minder energie uit
glucosereserves en meer uit vetreserves. Bij energie uit vetreserves komt geen
melkzuur vrij, bij glucose wel.
- Zo spuit het zuur veel
minder snel en minder heftig je benen in en is jouw lichaam veel beter in staat
om een goede wedstrijd te rennen.
3. Je lichaam heeft een
loopgeheugen
Hoe meer je traint, des te
beter je lichaam weet hoe je moet rennen. Immers, oefenen loont (net als
vroeger bij je wiskunde-huiswerk). Dat gaat op twee manieren. Ten eerste werken
je hersenen en je spieren dankzij extra training steeds beter samen. Doordat ze
keer op keer die loopbeweging samen uitvoeren, worden ze er steeds beter in.
Dit noemen we ook wel het spiergeheugen. Na een week van trainen maak je hierin
al enorme stappen.
Ten slotte is daar de oude
vertrouwde spierkracht. Hoe meer je rent (en springt en andere oefeningen
doet), des te sterker je spieren worden. Dit proces gaat een stuk langzamer en
kost een maand of drie. Want na een paar uur trainen heb je de fundamenten al
gelegd, maar om echt een sterke spierhuishouding te kweken, kost nu eenmaal
bloed, zweet en tranen.
Het is dus echt zo. Trainen
helpt en je kunt binnen een paar maanden al een enorme progressie bereiken. Het
enige jammere is alleen dat zodra je stopt met trainen, na een week of 2/3 het
meeste effect al weer verdwenen is. Niet opgeven dus! (bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten